Opera der doden

Opera der doden

 23,50

Dit boek is nog niet verschenen, u kunt wel alvast een exemplaar reserveren.
  • Synopsis

    Opera der doden beschrijft het leven van Rosalina, de laatste nazaat van een familie van grootgrondbezitters, die samen met haar stomme dienstmeid in een groot oud herenhuis woont in een stille Braziliaanse provinciestad. Overdag maakt ze kunstbloemen, ’s avonds drinkt ze in het geheim. Ze leidt een vrijwel geheel geïsoleerd leven tot José Felicano aanneemt als klusjesman. Zijn aanwezigheid verlevendigt de claustrofobische atmosfeer van het huis en wanneer hij Rosalina’s minnaar wordt, verdwijnt al haar zelfverzekerde rust. 

    Opera der doden is het dwingende en intense meesterwerk van een van de belangrijkste Braziliaanse schrijvers van de twintigste eeuw.

  • Recensies

    Over Opera der doden:

    ‘Met flair, haast jolig, zoomt de verteller in op een huis, nee, op twee huizen, boven op elkaar, en hij vertelt kort de geschiedenissen van een liederlijke potentaat en zijn fijner besnaarde zoon.’ NRC Handelsblad

    ‘Virtuoze stijl.’ de Volkskrant

     

    Over Het mensenschip:

    ‘In Het mensenschip brengt Autran Dourado een eiland en zijn bewoners op betoverende wijze tot leven.’ de Volkskrant

    Het mensenschip van Autran Dourado leest als een wervelwind. Een fascinerende roman.’ Het Parool

    ‘Een ronduit indrukwekkende klassieke Braziliaanse roman.’ NRC ****

    ‘Autran Dourado bewijst met deze roman een van de grootste schrijvers te zijn van de vorige eeuw.’ Tzum



  • Fragment

    Voor ik u antwoord geef op uw vraag, eerst dit:

    Daar, in dat huis met die vele gekleurde bovenlichten, woonde Rosalina. Een huis van deftig volk, zoals ze vroeger zeiden. Dat voorname, dat adellijke bezit het nog steeds, iets paleisachtigs dat de tijd nog niet helemaal heeft weggevreten. De kleuren van de ramen en de voordeur zijn verbleekt, het stucwerk is op een aantal plaatsen afgebrokkeld, een soort wonden waar de keien en bakstenen en tengels, het vlees en de botten zogezegd, gemaakt om levenslang mee te kunnen, open en bloot liggen, de meeste ruitjes zijn ingegooid, het werk van kwajongens, die (niet eens zozeer met boze opzet maar uit kinderlijke verveling) Rosalina achter haar vitrage en gordijnen vandaan probeerden te lokken, en op de balustrades van de met gestileerde bloemen, pijlen, voluten, essen en tralies versierde smeedijzeren balkons horen eigenlijk veel meer van die wijnkleurige kegels van gefacetteerd kristal te zitten, die op de hoeken de lichtheid van die balkons nog eens extra accentueerden.

     Kijkt u vervolgens naar dat oude huis met uw geheugen, met uw hart – met uw verbeelding, meer dan met uw ogen, de ogen zijn slechts een middel, wat telt is de blik. Laat uw blik ver reiken, kijk naar het huis als in een spiegel en probeer te zien vanaf de andere kant, op de bodem van het meer, voorbij gene zijde, aan het einde der tijden. Keer terug in de tijd, naar een grijs verleden, laat uw verbeelding de vrije loop, ga terug tot de tijd van kolonel Honório – João Capistrano Honório Cota, een alom bekend, plichtsgetrouw man over wie u zoveel wilt weten, wiens faam u reeds kent van horen zeggen –, over wie verderop gesproken zal worden, op zijn land, of liever, het land van zijn vader – Lucas Procópio Honório Cota, een man die men zich herinnert uit de verhalen, een man met een onbekend, duister verleden, dingen die in de stille uurtjes verteld worden, wazig, al half legende, herinneringen die vervagen, man uit São Paulo die uit Minas Gerais, uit verre sertões2 terugkeerde toen tot aller ellende het goud opraakte, de aders hun glans verloren: ze moesten edelstenen en goud vergeten, hun dromen van onmogelijke rijkdommen, en terugkeren als veetelers, potentaten, verkwisters of schrapers – al naar gelang hun ervaring of aard, en ze werden hitsige, zwartjesgeile, incestueuze planters, die deze verlaten grond afpaalden en overdekten met hun kinderen en slaven, ze doorzwierven bergen en heuvels, bedreven politiek en ontdoken de wet, en ze legden plantages aan, omheinden weilanden, bouwden herbergen en dranklokalen, zaaiden dorpen en steden in het weidse land van Minas Gerais, zochten de voor aanplant geschikte akkers, de rode en anders gekleurde velden waarin bloed en tranen binnendringen als kleurstoffen – Lucas Procópio die, keurig notarieel vastgelegd, de grond heeft geschonken waarop de Karmelkerk werd gebouwd en het gelijknamige plein is aangelegd.

    Even terug in de tijd, het is de moeite waard. Zie het huis zoals het was en niet zoals het nu is. Let op de bouwstijl, denk aan de barok met al haar varianten, zie hoe de bovenetage doorloopt, maar ook apart is, als het ware hangt (o tijd, alstublieft, stop uw raderwerk en uw zand, laat het huis zoals het is of was, alleen om het te kunnen zien, want wij moeten het zien en dat is onmogelijk met uw destructieve tussenkomst die alle kracht wegneemt en verstart), vergeet heel even de tekens, de stille waarschuwingen van de ruïnes, de rampen, het noodlot.

    Het huis ligt aan het Karmelplein, waar de kerk is opgetrokken. De Karmelkerk was het eerste stenen gebouw van de stad. Daarna pas liet Lucas Procópio zijn huis bouwen (toentertijd alleen de benedenverdieping) in een poging zich te meten met de kerk. Een kerk waaraan men gepoogd heeft lijnen en een voorgevel te geven overeenkomstig de ervaring die de bouwers hadden meegebracht uit Ouro Preto en São João del-Rei: alleen soberder, zonder de overdaad aan stenen frontons waarin de barok met haar lege voluten dartelt, maar desondanks imposant met haar stralende wit, haar granieten hoeken en draagmuren, de panelendeur, de twee roosvensters aan weerszijden van het portaal, de licht gewelfde kornissen, de enkele toren die uit de nok van de twee dakhellingen oprijst. Vanaf die toren blikt men als een vogel neer op de groep huizen die achter de kerk is aangegroeid, tegen de wens van de stichters in, die de Karmelkerk de hele stad vorstelijk en verheven hadden willen zien domineren. Eveneens blikt men vanaf die toren neer op de kale vlakte van het lemen kerkplein, waar af en toe glinsterende stofwolken opwervelen, het kruisbeeld in het midden, de straten die daar beginnen, de witte muren van het kerkhof, de kloven met hun gapende rode muilen langs de weg de stad uit.

    (Rosalina kende ieder plekje van het Karmelplein, omdat ze altijd achter haar gordijnen zat te kijken naar de kerk, de huizen aan de overkant, de kweekschool, de straatweg. Haar ogen staarden leeg en lauw naar de gestolde stilte op het plein, de troosteloze verlatenheid om drie uur ’s middags, de wolkeloze zomerlucht, de zon die de aarde zengde en tegen de witte muren weerkaatste, de naast het kruisbeeld aangebonden ezeltjes, die met lege manden wachtten op hun baas – slome, luie beesten die met hun harde snuit graasden en onderling vochten om de paar armzalige grassprietjes die zich koppig uit de harde grond omhoogwurmden –, een toevallige passant die traag, zich beschermend tegen de zon, het plein op kwam en die zij met de neutrale aandacht van lediggangers nakeek tot hij de hoek omsloeg of achter in de straat uit het zicht verdween.)

    Als u wilt kunt u Rosalina zien, haar minieme gebaren volgen, zoals zij de voorbijgangers volgde, alleen niet met die wazige blik, die lome onverschilligheid van haar. Maar kijkt u liever eerst naar het huis, Rosalina komt later wel, we hebben alle tijd.

    Ten tijde van Lucas Procópio telde het huis maar één verdieping, helemaal naar zijn aard: zwaar, stevig verankerd in de grond, met zijn vier ramen en in het midden de massieve, rustieke hoge deur. Zijn zoon, kolonel Honório Cota, vergrootte niet alleen het fortuin van zijn vader, hij breidde de plantage uit en doopte haar om in Fazenda3 da Pedra Menina – een man zonder de grofheid van zijn vader, laten we zeggen beschaafder, zeer bekommerd om zijn uiterlijk, zijn voornaamheid, zijn trots –,
    maar deed hetzelfde met het huis: hij zette er een verdieping op die van de meest verfijnde smaak getuigde. Terwijl de lateien van de oude vensters beneden recht en zwaar waren en zo wellicht het harde, ruwe, norse karakter van de oude Lucas Procópio verrieden, werden die van de nieuwe, daar pal boven, verzacht door een lichte welving en verrijkt met een sierlijke kroonlijst, die de golving van de lateien volgde.

    Toen de meester-metselaar die kolonel Honório Cota van heel ver had laten komen, uitsluitend voor de verbouwing van zijn huis, zei, misschien is het beter als we de lateien van de benedenramen vervangen, er dezelfde buiging aan geven die u boven wilt, ik heb er zo al veel gezien in Ouro Preto en São João, betrok het gezicht van de kolonel. Vervangen, stel je voor zeg, dacht hij. Ik wil niet alles veranderen, zei hij. Ik verniel geen werk van vader. Wat ik wil, is mijn werk bij dat van hem voegen. Ik ben hem nu, in mijn bloed, vanbinnen. Het huis moet zo worden, zo wil ik het. Samen met hem. En toen de man hem stomverbaasd aankeek, niets begreep van die rare mortel van mensen en een huis, omdat hij uit andere contreien kwam, schraapte de kolonel zijn keel en vroeg of hij zijn vak verstond. Doe dan wat ik u zeg, denk na, zet uw hersens aan het werk en maak een tekening. Als die goed is, zeg ik ja. De man wilde iets zeggen, iets in overweging geven, praten over gebruiken, maar de kolonel was zeer beslist. En let wel, beste man, zei hij, ik wil niet dat het lijkt alsof er twee huizen op elkaar gezet zijn. Het moet één huis worden, één geheel, hij en ik voorgoed samen. De bouwmeester zag die glinsterende starende ogen, hij merkte dat de kolonel niet meer tegen hem sprak, maar tegen iemand ver weg, of in het luchtledige. Hij gaf zijn muilezel de sporen en toog aan het werk.

    Hij sprak met de mensen uit de stad, stelde vragen, wilde weten wat voor iemand die oude Lucas Procópio Honório Cota was geweest. Het is voor het maken van de pui, voegde hij er snel als uitleg aan toe met zijn piepstem, bang dat ze seu4 kolonel Honório Cota gingen vertellen dat hij liep te snuffelen in het leven van zijn vader zaliger, de beroemde Lucas Procópio Honório Cota.

    Erg veel kwam hij niet aan de weet, alleen wat wazige verhalen over een man van de oude stempel die eigen rechter speelde, die met zijn slaven was neergestreken in die negorij en daar had ontgonnen, gehandeld, opgelicht, getild, bevolkt, zijn grondgebied uitgebreid, een potentaat, absoluut vorst. Die hardheid strookte niet met zijn ontwerp. Nee, die lateien konden echt beter blijven zoals ze waren. Zou hij wel akkoord gaan met een kornis boven de deur, om het wat deftiger te maken? Jaja, dat vindt hij zeker mooi. En dan plaats ik een deur met twee vleugels, mooi bewerkt, met van die grote panelen, die er nu in zit wil hij beslist niet houden, dat ding valt zowat uit mekaar, lijkt eerder een staldeur, godbewaarme, maar goed dat hij mij niet hoort. Wat hij niet kwijt wil, zijn de bovendorpels.

    Hij en ik voorgoed samen, herhaalde de bouwmeester steeds weer op zijn pieptoontje, terwijl hij aan de tekening werkte.

    Anders dan kolonel Honório vreesde, verstond de bouwmeester zijn vak. Als een boom liet hij het gedrongen huis oprijzen uit de grond, hij verleende het lichtheid en leven. Hij piekerde lange tijd, probeerde (door kubusvormen te gebruiken, naar een heldere symmetrie te streven in de gevelnissen, daar een licht en zwevend karakter aan te geven) die twee figuren tot één geheel te versmelten – de mistige Lucas Procópio en deze andere, kolonel João Capistrano Honório Cota.

    Het werk werd voltooid. Op het eerste gezicht zou geen mens zeggen – u ziet het zelf pas nu ik het verteld heb – dat dat huis is voortgekomen uit een ander huis. Maar als u goed kijkt kunt u in één enkel huis, in één enkele persoon, de trekken zien van twee verschillende personen: Lucas Procópio en João Capistrano Honório Cota. Hij en ik voorgoed samen, luidde het refrein van de bouwmeester op weg naar huis.

    Kijkt u hoe de deur is geworden, de twee vleugels, de prachtige panelen. Toch echt veel mooier zo? Kijk hoe het subliem past bij de bovenramen, maar tegelijk toch ook bij die van beneden, die veel logger zijn. De bouwmeester is geslaagd in zijn opzet, er is geen overheersende lijn, maar kijk hoe alles samenvloeit in de deur. Wat een vondst van hem, met zijn schelle stemmetje zou je niet zeggen dat hij zo bekwaam was.

    Ik merk dat u niet erg geïnteresseerd bent in het huis, ik bedoel als gebouw. U hoeft het niet te ontkennen, ik zie het aan uw gezicht, aan uw ogen. Zo gauw ik over mensen begin, gaan uw ogen wijd open, alleen de tranen ontbreken. Ik weet het wel, u wilt alles tegelijk, in één keer weten. U wilt de verhalen horen, de geschiedenis, maar dat komt zo. U wilt alles weten over Lucas Procópio, João Capistrano Honório Cota, Rosalina. Alles wat er gebeurd is. Misschien wilt u wel weg, de gids, uw nederige dienaar, in de steek laten en net als de meester deed voor zijn bouwtekening overal vragen stellen om uw verhaal te schrijven. U heeft al gehoord van Quiquina, misschien wilt u haar wel ergens opsporen, kijken wat zij zegt. Puur tijdverlies, ze heeft nooit iets willen vertellen, ze vertelt niets. En zelfs al zou ze dat doen, op die typische manier van haar, dan nog zou u er geen touw aan vast kunnen knopen, het is niet gemakkelijk om Quiquina te begrijpen, dat was vroeger al zo, na wat er gebeurd is.

    U zegt dat u van oude dingen houdt. Ik weet het niet, mensen zeggen niet altijd wat ze denken. U zegt dat alleen uit beleefdheid, of misschien ook niet. Misschien luistert u niet eens. O, u houdt daar echt van, serieus? Komt u dan maar mee, het is de moeite waard, het huis is stokoud. Kijk ernaar, het heeft iets Chinees met zijn elkaar overlappende dakpannen. Kijkt u alleen al hoe de versieringen de omvang van het dak verkleinen, het lijkt wel iets oosters, zoals dat heet; hoe het opwelft – het dak – bij de nok en op de hoeken, om als het ware weg te vliegen. Want kijk, het drukt helemaal niet op het huis, lijkt er nauwelijks op te steunen. Bekijk alles vanuit verschillende hoeken en onderga het, laat uw oog nooit rusten, volg het voorbeeld van de rivier, die altijd stroomt, zelfs als hij stilstaat verandert hij voortdurend. Zie het effect, puur een kwestie van gevoel, laat uw fantasie werken; zie de schijn van de barok, zelfs in beweging is het net een stilstaande rivier; zie het spel van licht en schaduw, van vol en leeg, van rechte en kromme lijnen, rechte die zich splitsen om verderop door te gaan, windingen en draaiingen, u zult altijd weer iets nieuws ontdekken. Iedere keer dat u het ziet, iedere hoek van waaruit, ieder tijdstip waarop u het ziet, levert een andere vorm, een ander beeld op. Kijkt u naar believen naar het huis of de geschiedenis.

    En nu vindt u het wel genoeg, nietwaar? Ik zie best dat u mensen wilt. Heel even geduld nog, geniet u nog eventjes. Keer terug naar het begin, naar de gekleurde vensters. De ruitjes in de ramen boven, flesblauw en paars, in de vorm van een margriet. Het paars komt terug in de kristallen kegels. Schitterend! Zo maken ze het tegenwoordig niet meer. Die overdaad van vroeger!

    Als u wilt, kunt u uw naturalistische oog weer gebruiken, dat alleen het directe, het hier en nu ziet: het oog beweegt niet, zoals de barok beweegt. U heeft gelijk, het huis is echt toe aan een opknapbeurt, het moet geverfd worden, gerestaureerd, zoals dat heet. Er groeit zelfs gras op het dak, en als het regent, roffelt het onafgebroken uit de lekke dakgoten.

    (En dan, stilte. Rosalina komt zo aan het raam.)

  • Details