Vier kwartetten - T.S. Eliot

Vier kwartetten

 24,50

Uitverkocht

  • Synopsis

    Een hoogtepunt uit de moderne poëzie

    Vier kwartetten is een hoogtepunt in T.S. Eliots carrière als dichter. Het bevat enkele van de muzikaalste en onvergetelijkste passages van de twintigste-eeuwse poëzie. De vier delen, ‘Burnt Norton’, ‘East Coker’, ‘The Dry Salvages’ en ‘Little Gidding’, vormen een meditatie op de geestelijke, filosofische en persoonlijke thema’s die de auteur bezighielden. Vier kwartetten is een blijvend meesterwerk door de manier waarop een individuele stem te midden van oorlog en twijfel de zorgen van een volledige generatie verwoordde.

    De vertaling wordt verzorgd door Paul Claes, die de bundel tevens inleidt en van verhelderende aantekeningen heeft voorzien.

  • Recensies

    ‘Een strakke, puike vertaling van Elliots meesterwerk.’ De Standaard

    ‘Een van de grote dichters van het Europese modernisme.’ Friesch Dagblad

  • Fragment

    I

    Wellicht zijn het heden en het verleden

    Beide tegenwoordig in de toekomst

    En ligt de toekomst besloten in het verleden.

    Als alle tijd eeuwig tegenwoordig is

    Is alle tijd onherstelbaar.

    Wat had kunnen zijn is een abstractie

    Die enkel een bestendige mogelijkheid blijft

    In een wereld van bespiegeling.

    Wat had kunnen zijn en wat is geweest

    Wijzen naar één eind, dat steeds tegenwoordig is.

    In de herinnering weerklinken voetstappen

    Door de doorgang die we nooit hebben genomen

    Tot bij de deur die we nooit hebben geopend

    Naar de rozentuin. Zo ook weerklinken

    Mijn woorden, in jouw geest.

    Maar met welk doel ze het stof

    Verstoren op een kom met rozenblaadjes

    Weet ik niet.

    Andere weerklanken

    Bevolken de tuin. Zullen we die volgen?

    Vlug, zei de vogel, zoek ze, zoek ze

    Om de hoek. Volgen wij door de eerste poort

    Tot in onze eerste wereld de lokroep

    Van de lijster? Tot in onze eerste wereld.

    Daar wandelden zij waardig, onzichtbaar,

    Zonder op de dode bladeren te wegen,

    Door de trillende lucht in de herfsthitte,

    En de vogel riep, als antwoord op

    De onhoorbare muziek die in de struiken school,

    En de ongeziene oogstraal trof doel, want de rozen

    Leken bloemen die worden aangekeken.

    Daar boden zij zich aan als welkome gasten,

    Dus wandelden wij met hen in een strak patroon

    Door de lege laan tot in de buxuscirkel

    Om naar de leeggelopen vijver te kijken.

    Droog was het bassin, droog het beton met bruine rand,

    En de vijver vulde zich met water van zonlicht

    En langzaam, langzaam verrees de lotusbloem,

    Het oppervlak glansde in het hart vol licht,

    En achter ons stonden zij weerkaatst in de vijver.

    Toen dreef een wolk voorbij, en de vijver was leeg.

    Ga, zei de vogel, want het lover zat vol kinderen

    Die opgewonden gniffelden in hun schuilhoek.

    Ga, ga, ga, zei de vogel: het mensdom

    Kan niet heel veel werkelijkheid verdragen.

    Het heden en de toekomst,

    Wat had kunnen zijn en wat is geweest,

    Wijzen naar één eind, dat steeds tegenwoordig is.

     

    II

     

    Look en saffier in moddervloed

    Omklonteren de verzonken as

    De trildraad die zoemt in het bloed

    Bedaart de wond die nooit genas

    De strijd die lang vergeten was.

    De dans door de slagaderstroom

    De kringloop van het lymfevocht

    Gespiegeld in de sterrenbaan

    Stijgen tot zomer in de boom

    Boven de boom die wuift in licht

    Wiegen wij op het bladpatroon

    En horen in doorweekt terrein

    De jachthond en het everzwijn

    Hun loop vervolgen als weleer

    Verzoend daar in het sterrenheer.

     

    In het stille punt van de wentelende wereld. Vlees noch vleesloos;

    Vanuit noch naar; daar, in het stille punt, daar is de dans,

    Geen rust of beweging. En noem dat punt geen verstarring

    Waar verleden en toekomst verenigd zijn. Geen beweging vanuit of naar,

    Geen stijging of daling. Zonder het punt, het stille punt,

    Zou er geen dans zijn en toch is er alleen maar dans.

    Ik kan zeggen dat we daar zijn geweest, maar ik kan niet zeggen waar.

    En ik kan niet zeggen hoelang, want dat zou het punt in de tijd plaatsen.

     

    Inwendig vrij zijn van werelds verlangen,

    Verlost zijn van handelen en lijden, verlost van inwendige

    En uitwendige dwang, maar omgeven

    Door zintuiglijke genade, een stil en beweeglijk wit licht,

    Erhebung zonder beweging, samenballen

    Zonder uit te bannen, zowel een nieuwe wereld

    Als de oude wereld, verklaard en verstaan

    In de vervulling van zijn gedeeltelijke vervoering,

    In de verlossing uit zijn gedeeltelijke verschrikking.

    Toch behoeden de banden van verleden en toekomst,

    Verweven met de zwakte van het veranderend lichaam,

    Het mensdom voor de hemel en de verdoeming

    Die het vlees niet kan verdragen.

    Verleden en toekomst

    Laten maar weinig bewustzijn toe.

    Bewust zijn is niet in de tijd zijn

    Maar enkel in de tijd kunen het ogenblik in de rozentuin,

    Het ogenblik in het prieel onder de regenvlaag,

    Het ogenblik in de tochtige kerk bij avondval

    Herinnerd blijven, verbonden met verleden en toekomst.

    Enkel door toedoen van de tijd wordt de tijd overwonnen.

     

    III

     

    Hier ligt een oord van vervreemding

    De tijd ervoor en de tijd erna

    In schemerlicht: geen daglicht

    Dat vorm hult in heldere roerloosheid,

    Schaduw verandert in vergankelijke schoonheid

    En met trage wenteling bestendigheid oproept,

    Geen duisternis om de ziel te louteren,

    De zintuigen door onthouding te ontledigen

    En gevoelens te zuiveren van het tijdelijke.

    Geen volheid of leegte. Enkel geflikker

    Over door tijd bezeten, gespannen gezichten,

    Door afleiding afgeleid van afleiding

    Vol drogbeelden en zinledigheid

    Logge lusteloosheid zonder oplettendheid

    Mensen en snippers papier verdwarreld in de kille wind

    Die voor en na de tijd waait,

    Wind in en uit verzwakte longen

    De tijd voor en de tijd na.

    Verziekte zielen opgerispt

    In de fletse lucht, loom

    Drijvend op de wind die de sombere heuvels van Londen schoonveegt.

    Hampstead en Clerkenwell, Campden en Putney,

    Highgate, Primrose en Ludgate. Hier,

    Hier in deze kwetterende wereld geen duisternis.

     

    Daal dieper neer, daal enkel af

    In de wereld van de eeuwige eenzaamheid,

    Een wereld die geen wereld is, maar een niet-wereld,

    Innerlijke duisternis, ontzegging

    En vervreemding van al het eigene,

    Verdorring van de zinnenwereld,

    Leegmaking van de verbeeldingswereld,

    Onwerkzaamheid van de geesteswereld;

    Dit is de ene weg, en de andere

    Is dezelfde, niet in beweging

    Maar in bewegingloosheid, terwijl de wereld in zijn streven

    Voortbeweegt op de spoorbedding

    Van verleden en toekomst.

     

    IV

     

    De tijd en de klok begroeven de dag,

    De zwarte wolk voert de zon weer weg.

    Zal de zonnebloem zich keren naar ons, zal de clematis zich neigen

    Over ons, zullen ranken en twijgen

    Ons in hun klauwen krijgen?

    Zullen

    Kille taxusvingers zich krullen

    Om ons? Nu de wiek van de ijsvogel

    Licht met licht heeft beantwoord en verstilt, ligt nog het licht

    In het stille punt van de wentelende wereld.

  • Details
    • Genre Poëzie
    • Vertaling Paul Claes
    • Aantal bladzijden 184
    • Oorspronkelijke titel Four Quartets
    • Uitvoering Gebonden met stofomslag
    • Verschijningsdatum 17 mei 2022
    • ISBN ISBN 978 90 832 12715