
Rouw
€ 22,50
- Synopsis
In september 2020 overleed de moeder van Donald Niedekker via euthanasie. De dagen erna begon hij haar te eren met kleine betekenisvolle handelingen. Misschien voor een week, dacht hij, een maand, hooguit. Het werden vijf maanden, van haar overlijden op 4 september tot haar verjaardag op 2 februari.
Van dit rituele gedenken deed Niedekker in zijn dagboek verslag. Gaandeweg kregen de notities het karakter van een levensschets van zijn moeder, een vrouw wier kindertijd in de oorlog lag, die in de opbouwjaren volwassen werd, haar gezin stichtte in tijden van emancipatie en loonexplosie, die kind aan huis was in het Concertgebouw en in de KNVB streed voor gelijke behandeling van vrouwen.
De vijf maanden van gedenken openden in Niedekkers geheugen luiken naar vergeten voorvallen en familietaferelen. Maar meer dan een duik in het verleden werd zijn rituele rouwen een aftasten van gevoelens en een nabestaan voor zijn moeder. Het schrijven werd een tot leven wekken.
- Recensies
Over Ochtenden:
‘Uit vrijwel alle stukjes spreekt een heel prettige, mijmerende sereniteit; prachtige zinnetjes te over.’ de Volkskrant
‘Niemand beschrijft zo precies de kleine fijne geluiden van het roodborstje als Donald Niedekker.’ NRC
‘Het zijn juweeltjes, de miniaturen waarin Niedekker van herfst tot herfst de ochtenden in de omgeving van zijn huis beschrijft, ergens tussen bos en duinen.’ Trouw
- Fragment
vrijdag 4 september
Ma en pa zitten op bed. Ma is te moe om naar de tafel drie meter verderop te lopen. Het kost haar te veel energie. ‘En dan moet ik straks weer terug,’ zegt ze met een zware zucht. De eerste week in de hospice zat ze op de bank, de tweede week aan tafel, vandaag, haar laatste dag, blijft ze op bed.
Ze kijkt blij om zich heen. Het is eindelijk zover. Het kan haar niet snel genoeg twee uur zijn. Ze werpt geregeld een blik op haar horloge.
We praten over oude vrienden, Jaap en Ien Hazelhoff, de tijd met Ina Damhuis en Gerrit, die met Arie en Ron, het oliebollen bakken en luisteren naar Diskotabel.
Als er een stilte valt zegt ze lankmoedig: ‘Jaaa… wat zal ik zeggen… Hebben jullie nog vragen?’
De ambulancebroeders komen om het infuus te plaatsen. De verpleegkundige van de hospice moet daarna de mouwen van het jasje opnieuw goed doen omdat het hemd daaronder opgestroopt zit. ‘Mannen…’ zegt ze hoofdschuddend, even een blik van vrouwelijke verstandhouding met ma wisselend.
Annemieke komt erbij. We dragen mondkapjes, zeker bij de euthanasie. De arts heeft lichte verkoudheidsverschijnselen. Hij is vanochtend getest. Vanavond krijgt hij de uitslag.
Ma heeft een kaars bewaard van Roel uit de tijd van zijn scholierenonderneming op het Pascal College. Als onderdeel van het vak economie moesten de leerlingen een eigen bedrijf opzetten. Roel verkocht kaarsen. Ma geeft de blanke kaars samen met drie kleurrijke kaarsen voor de kinderen aan Annemieke, die volschiet.
Als Brian vertelt dat Luke is geslaagd voor het afsluitend examen op de militaire academie glundert ma van trots en roept een vreugdekreet.
En zo vergaat de tijd. De laatste uren, het laatste uur, het laatste halfuur nadat een verpleegster een broekje heeft vervangen.
Een voor een omarmen we ma, ma en pa samen. Wat zal de anatomische les te zien geven, vraag ik. Welke wonderen zal haar blootgelegde hart tonen. Het kunnen de bouwstenen voor een roman zijn. Ze straalt van pret. ‘Doe dat.’ ‘Ja, Rembrandt kan er ook in optreden en Sweelinck.’ Ze vlijt haar hoofd glimlachend op pa’s schouder. ‘Ga je in die roman alsnog naar een snijtafel in Stockholm.’
De arts verschijnt, met mondkapje voor. We zetten het bed van de wand zodat we eromheen kunnen staan. Pa, Loes en ik zitten op het bed.
De arts heeft vijf spuiten. De eerste is om de prikplek te verdoven. De tweede bevat een slaapmiddel voor een roes. Pas de vierde spuit is een sterk spierverslappend middel. De arts vraagt ma of haar wens onveranderd is. Hij doet blauwe latex handschoenen aan, pakt de eerste spuit.
Ma zit rechtop met kussens in haar rug. ‘Ik voel niks,’ zegt ze als ze ziet dat de eerste spuit wordt weggelegd.
Haar gezicht is smal geworden de laatste weken. Als ze lacht heeft het een meisjesachtige twinkeling, maar als ze vanwege haar slechte gehoor hopeloos of moedeloos is verstrakt het tot een scherpe tronie. En dan keert de rust terug met een sereen blije uitstraling of een tikkeltje afwezige inzichzelfgekeerdheid.
Nu begint ze over de euthanasie van haar moeder te vertellen. ‘Toen Moeke de eerste pil had gekregen merkte ze weinig. Dus zei ze: “Er gebeurt niks.” Toen kreeg ze een tweede pil.’
De arts pakt de spuit met de verdoving waardoor ze in een diepe slaap zal vallen. We doen snel onze mondkapjes naar beneden zodat ze in haar laatste momenten onze volle gezichten ziet. De spuit is amper voor een kwart leeg of haar hoofd knikt opzij. Haar mond valt open. Ze is overleden. Met een minimaal zetje. De arts moet conform de regels alle doses toedienen. Pas na de vijfde spuit voelt hij haar pols. Loes wrijft over de rug van pa die in tranen is. Ik streel door het dunne haar van ma, haar gezicht is warm, haar handen zijn warm.
De GGD-arts is snel ter plekke. Ze constateert dat de euthanasie er ‘schoon’ uitziet. Ze geeft namens de officier van justitie het lichaam officieel vrij. Loes belt naar het umcg dat het lichaam kan worden opgehaald. Ma gaat naar het universitaire ziekenhuis in Groningen. Ze heeft, pa ook, haar lichaam ter beschikking van de wetenschap gesteld.
Nu volgt een andere tijd van wachten en afscheid. Ditmaal niet naast een naar euthanasie uitziende moeder maar bij een dode moeder, die een beetje is opgemaakt, met een opgerolde handdoek onder haar kin en een gerbera en een takje kamperfoelie op haar buik en borst.
Als je rouwt om een dierbare nabije ga je, meer of minder, voor die ander leven. Je krijgt er een rol bij, waar je niet voor hoeft te kiezen en zeker niet altijd, maar er zullen zich situaties voordoen waarin je meer de keuzes van de gestorvene volgt dan je eigen afwegingen. Je laat de ander in je voortleven.
Van bestaande word je nabestaande. Een nabestaande, die de afwezige laat voortbestaan.
Kort na vijven komen de mensen van de begrafenisonderneming van het umcg. Een jonge heldere man, die de juiste toon treft, het midden houdend tussen piëteit en de betrokken exactheid waarmee hij de nodige papieren invult. En een ongelikte beer, die onderuitgezakt in een leren stoel zit, ongeduldig met zijn voet wiebelt en op de stoelleuning tikt, waarbij hij van de weeromstuit zichzelf probeert te corrigeren.
Ze gaan de kamer in waar ma ligt. We horen de ritsen van de lijkzak. Even verschijnt het hoofd van de jongeman tussen de een paar decimeter opengeschoven harmonicadeuren. ‘Wilt u de bloemen bovenop hebben liggen, op het kleed of eronder op de kleren?’
Ma komt op een brancard naar buiten toegedekt met een donkerpaars kleed. Ook de lijkauto is paars, iets meer roodpaars. De brancard glijdt de auto in, klemmen worden vastgedraaid. De lompe man ondergaat een metamorfose als hij voor de lijkauto plaatsneemt en de weg op schrijdt. Geen voetganger, fietser of automobilist die voor deze rijzige waardigheid niet halt houdt. Stapvoets gaat ma op weg. We zwaaien. Dat wou ze graag. Dat ze uitgezwaaid zou worden. Altijd lang blijven zwaaien naar wie vertrekt. Pa aan het snikken. Als de auto bijna uit zicht is schuiven de gordijntjes automatisch dicht. Definitief.
Met het dode lichaam kon je, hoe illusoir ook, een gesprek voeren.zaterdag 5 september
Voor ma zwem ik in zee. De gele vlag hangt in top. Zwemmen is gevaarlijk. Er staat een stevige aanlandige wind. Mooie krachtige brandingsgolven die zich met woest schuimende koppen verheffen en breed uitlopen. Ik doe mijn tai chi-oefeningen in het rulle zand dicht bij de duinen. De hemel boven zee dreigt met loodgrijze wolken maar in het oosten komt de zon op in een blauwe lucht waarin de wolken goudbepoederd zijn. Ik loop met blote voeten en opgerolde broekspijpen door het brandingswater. Op een gegeven moment ben ik niet meer te houden. Ik doe mijn kleren uit en loop de zee in. Ik werp me in de golven, duik, spartel, spat met het schuim, draai me op mijn rug en duik dwars door een aanrollende golf. De rest van de dag is het zout op mijn huid en in mijn haren.
Vrij snel na het overlijden van Roel ging ma naar Egmond en zwom in de vroege ochtend in zee. Misschien al in de eerste weken na de uitvaart. Pa en ma, ze woonden toen in Lelystad, konden daarna bij mij in Heiloo blijven. Het was vaak op een woensdag. En zo werd de woensdag hun dag. Tot op het laatst heeft ma beklemtoond hoezeer deze vaste dag in Heiloo, in de tuin, met de kippen, met de kat Isa, met de koeien in de weilanden rondom, haar en pa hebben geholpen bij het verwerken van de dood van hun zoon.De afdruk van de bodem van mijn waterflesje in het zand. Vijf kuiltjes in een cirkel. Als gezin waren we een vijftal. Drie – ook zo’n getal.
Nog voor negen uur loop ik door de winkelstraat van Egmond en herinner ik mij mijn blije opwinding als we tijdens onze vakantie aan zee op een regendag een boek mochten kopen. Ik koos meestal een stripboek, Lucky Luke of Buck Danny.
Met een kop koffie en een croissant zit ik op de bank parallel aan de centrale strandopgang, waar pa en ma vaak zaten de laatste jaren als ze Egmond bezochten. Zij met nieuwe haring of een broodje kroket. ‘Tussen allemaal andere grijze koppen,’ zoals ma met zelfspot zei.
Onder een steeds donkerder en dreigender loden lucht kleurt de zee groen, vuilgroen met daarin hagelwitte strepen van de schuimkoppen op de golven. Een grijze regensluier hangt vrijwel stil. De zon trekt zich van het regime boven zee niets aan, zodat zich snel een regenboog verheft, het rood, oranje, geel, groen, blauw en violet sterk oplichtend in de rouwende lucht.zondag 6 september
Ik heb mijn spontane huilbuien, nu voor ’t eerst, als ik de trap afloop, bij het aanrecht sta, water uit de regenpijp in een ton hoor druppelen. De tranen komen vanzelf zonder dat er een herinnering aan ma aan voorafgaat en ze blijven zonder inhoud als ik mijn verdriet niet actief op haar richt.
Op andere momenten overvalt een herinnering me – de blijdschap van ma die in een diepe huilbui overgaat als ik vertel van mijn ochtendenboek, dat ik ter nagedachtenis aan haar zal schrijven – of ik roep een herinnering, een beeld bewust op.De kamperfoelie is weer uitbundig aan het bloeien.
Ik luister voor ma naar Diskotabel. In de vergelijking zijn de ‘Fontane di Roma’ van Respighi. Toen we in Zaandam woonden, in de jaren tachtig, luisterden we vaak naar het opiniërende radioprogramma waarin nieuwe klassieke lp’s, later cd’s werden besproken en een nieuwe opname met twee oude werd vergeleken. Met vriend Arie, met wie ma geregeld quatre-mains speelde, nam ze later in de week de uitzending door.
In die beginjaren van het programma zijn ook drie uitvoeringen van de ‘Fontane di Roma’ door het panel gerecenseerd. Ik heb toen de uitvoering gekocht van het Orchestre Symphonique de Montréal onder leiding van Charles Dutoit. Een blauwe Decca-plaat met naast de ‘Fontane’ ‘Pini di Roma’ en ‘Feste Romane’. Nu komt John Wilson met Sinfonia of London als beste uit de bus. De panelleden zijn evenals presentator Lex Bohlmeijer lyrisch over de ongelooflijke kleurenrijkdom, het klankspectrum en het filmische karakter. Van de oude plaat van Lorin Maazel is de opnamekwaliteit belabberd. Verrassend is dat de als ‘te vet’, ‘te present’, ‘te duidelijk’ beoordeelde andere nieuwe plaat van de dirigentenhand van Chailly is.
Een revelatie is de vierde Symfonie van Schumann van het Gürzenich-Orchester Köln onder leiding van François-Xavier Roth. Zij spelen de originele versie en zó dat de ongrijpbare, grillige Schumann plotseling Mozartiaans licht en makkelijk klinkt.
Verder worden er een cd van cellist Steuart Pincombe besproken, zijn debuut, met stukken van Bach tot Morton Feldman, en de sonate voor viool (Jennifer Pike) en piano (Martin Roscoe) van Edward Elgar.
Dirigent Antony Hermus vertelt over de orkestpraktijk in coronatijd. De orkestleden zitten op anderhalve meter afstand van elkaar. ‘Een beetje meespelen is er niet meer bij. Je moet op het puntje van je stoel zitten en actief meedoen. Het is moeilijk om de anderen te horen. Je hoort alleen je eigen spel. Maar er zijn orkestleden die het erg prettig vinden dat ze niet meer in de aura van een ander zitten.’
Ma had juist dit soort informatie leuk gevonden. Ze was geïnteresseerd in de praktijk van het dirigeren en de verhalen van het orkest achter de uitvoering. Als meisje, kind aan huis in het Concertgebouw en in de ban van Eduard van Beinum, wilde ze met een dirigent trouwen. Of met een boer. - Details
- Auteur Donald Niedekker
- Genre Fictie
- Aantal bladzijden 296
- NUR-code 320
- Uitvoering Paperback met flappen
- Verschijningsdatum 29 augustus 2024
- ISBN 9789083411965