16,50

  • Synopsis

    De troostende blik van de meesterstilist

    In Ochtenden laat Donald Niedekker de vroege morgen spreken, ruim een jaar omspannend, van herfst tot herfst. Vogels, slakken, het steeds wisselende licht, koeien, mist, de regen – ze krijgen hun plek en rol in een decor van bosrand, weide en duinen, gevat in miniaturen met een kristalheldere poëtische verstilling.

    Ochtenden maakt deel uit van een nieuwe reeks ‘Berichten’, waarvan Donald Niedekker elk jaar een deel zal schrijven.

    Van Donald Niedekker verschenen bij Koppernik eerder Als een tijger, als een slak (2014), Oksana (2017), Wolken &c. (2018), Zo zie je alles (2019) en Kraai (2021). Niedekker ontving in 2021 de VUB Luc Bucquoye-prijs voor eigenzinnige literatuur. Zijn meest recente roman Waarachtige beschrijvingen uit de permafrost werd bekroond met de F. Bordewijk-prijs en stond op de shortlist van de Boekenbon Literatuurprijs, de Libris Literatuur Prijs 2023 en de Confituur Boekhandelsprijs.

  • Recensies

    ‘In Ochtenden verenigt Donald Niedekker zijn talent voor zorgvuldige waarneming met zijn gave om wat hij ziet in poëtische taal te vangen… Een bijna meditatieve leeservaring.’ Trouw 

    ‘Niemand beschrijft zo precies de kleine fijne geluiden van het roodborstje als Donald Niedekker.’ NRC

    ‘De ochtenden lijken op elkaar maar in de woorden van Niedekker veranderen ze geleidelijk van kleur en sfeer.’ de Volkskrant

    ‘Alleen al de lichte duiding van de seizoenen nemen je als lezer mee naar je jonge jaren, waarin jaargetijden zo veel duidelijker afgebakend leken te zijn. Het is een kwestie van je open stellen en Niedekker kan dat. Hij is bovendien in staat het invoelbaar te maken voor wie het kwijtraakte.’ Tzum

    ‘Héél erg mooi! Stukjes waar je van opknapt.’ Boekenrubriek met Bo van Houwelingen

    Over Waarachtige beschrijvingen uit de permafrost:

    ‘Deze poëtische roman is een unicum in de Nederlandstalige literatuur.’ Juryrapport F. Bordewijk-prijs 2022

    ‘Zeedieren, stoffen, specerijen, kaarten, Niedekker weet ze alle te beschrijven met een zo grote zintuiglijkheid dat je het perkament onder je handen voelt ritselen en je wangen tijdens het lezen beijzeld raken.’ Juryrapport Libris Literatuur Prijs 2023

  • Fragment

    Een ochtend met slakken. Ze kruipen over de natte bodem. Mokkabruin. Caramelbruin. Met zwarte tentakels. Naaktslakkenochtend. Af en toe valt een regenbui uit de waterige wolken. Een zachte bui die ritselend zijn weg gaat. Een fluisterbui. Er zijn geen geheimen. En de regen weet ’t. En dat is misschien het grootste raadsel. De bomen druppen uit. Een ochtend met naaktslakken. Met een vrijpostig roodborstje dat nieuwsgierig dichterbij komt. Met de koeien die verzadigd als ze zijn nog kalmer dan gewoonlijk, veel kalmer, langzamer kan bijna niet, grazen. Ook een kraai krast maar die heeft deze keer een bijrol. De slakken gaan hun weg. Met de regen. De natte neuzen van de koeien peilen de ochtend.

     

    Een ochtend met de roep van wulpen. Ver gekras van kraaien. Ganzen op trek. Meeuwen ook en mezen. Maar wat deze stille septemberochtend tekent zijn de korte tonen van de wulpen. Steeds ergens anders opduikend, als seinen. Kort, helder, zuiver, zo zuiver dat je ze als door de tijd gepolijste stenen ziet, kiezelstenen met een geschiedenis in beken en nu komen ze boven water en melden ze zich. De nagloeiende sintels van een groot vuur. Op de grens van de herfst getuigen de wulpen nog een keer van de zomer en weten ze in hun warme klanken ook de weemoed van de herfst op te roepen. Maar zelf blijven ze onzichtbaar. Ze geven kleine korte raadsels op die je niet hoeft op te lossen maar die je evenmin moet veronachtzamen. De raadsels zelf zijn de wegwijzers.

     

    Als het stil is, in je en buiten je, rondom je, als het stil is, de ochtend, het land stil, de duinen in de verte stil, de wolken, grijswit, hangen stil, het riet staat stil, de pluimen zacht en stil, een vogel vliegt ver boven de wei naar het zuiden, dunne nevel trekt over de landerijen, en het blijft stil, besjes rijpen, noten rijpen, diepe sporen van tractorbanden in de vette klei, ik reciteer stille, weinig spectaculaire gedichten van Lars Gustafsson, de koeien grazen, als het stil is, zo stil dat je weet, dit kan niet duren, maar de wolken verroeren zich niet, de nevel sluimert dagdromend, de vogel is uit zicht verdwenen, het is stil en het duurt.

     

    Het is een karakteristieke herfstochtend. Fris en zacht tegelijk. Niets uitgesprokens. Wolken hangen in wattige grijze banen en lossen in het westen op in een tijgervlekkenpatroon waarachter hemelblauw zichtbaar is. Een dunne, afnemende, zilverwitte driekwartsmaan. Het alarmerende getikker van een roodborstje. Even het gegak van ganzen en de hoge schreeuw van een havik. Geen kraaien. Het wipwatermolentje in rust. De duinen met hun glooiende lijnen tekenen zich olijfgroen af tegen de grijze wolken. Ik ben in vereniging. Precies zo zou ik het omschrijven, in vereniging. Dat eerst, en dan misschien waarmee. Met de ochtend? Met de intrede van de herfst? Mijn ademhaling, mijn blik, wat zich voordoet, we zijn in vereniging.

     

    Het is een ochtend erna. Een ochtend na een nacht van regen. Regen na een week van droogte en warmte. Eind september. Overgangsregen. Pluie de passage. Wat is alles stil. Het is heiig, dampig. Uit de bomen drupt het na. Druppels vallen van blad naar blad. Een sliert vogels hoog in de grijze hemel trekt naar het zuidoosten. Een zuchtje wind suizelt door de bomen en het druppen wordt een ruisen. Er is een mildheid waarin het ene en het vele samenvallen. Het draagt je, het draagt alles. Er is geen onderscheid. De woorden, Franse woorden, komen in me op als druppels die van blad naar blad vallen. Elk woord weerspiegelt de andere woorden. Je ziet jezelf weerspiegeld in deze ochtend erna.

     

    Een roodborstje houdt me gezelschap bij mijn tai chi-oefeningen. Hij zit op een paaltje bij de houtstapel op twee meter afstand. Hij maakt dunne geluidjes, speldenprikfijn en heel hoog. Zijn borst is fabelachtig oranjerood, precies zoals hij in alle sprookjes getekend zou worden of op een Engelse kerstkaart. Het naar mij gekeerde oog is, klein als een kaviaarkogeltje, een en al oplettendheid. Een zwart glanzende focus en misschien ook felheid. Ik weet niet wat zijn korte ultrahoge tonen beduiden. In de bosschages roept een ander roodborstje zijn waarschuwingssignalen. Maar deze scherpe geluidsprikjes klinken vriendelijker. Een poging tot contact? Of vermaakt hij zich over mijn bewegingen, mijn ledematen die alle kanten op bewegen? Het is hoe dan ook fijn een vogel, een vrije vogel, om je heen te hebben en ik kan alleen hopen dat ik hem in zijn ochtendritueel niet te veel stoor.

     

    Regenwolken, dikbuikig, over elkaar schuivend. In alle tinten grijs maar ook met fel oplichtende witte plekken en her en der ertussen hemelblauw. Een slordig gekamde ochtend. Een kluwen van wolken, grauwe lange strepen, zilvergrijze glinsteringen. Vlak boven de wei drukte van zwaluwen. Ze zijn er opeens weer. Waarschijnlijk komen ze uit het noorden en zijn ze deze zomer op de toendra uitgebroed. Het is droog. Het is even droog. Uit de bomen vallen grote, malse druppels. Als je het bos in loopt zou je kunnen denken dat het regent. Het riet buigt onder het gewicht van de regenzware pluimen. Het eindeloze spel van de zwaluwen, zomaar als dartele voetnoot bij het drama van de wolken.

     

    Wind, een regenboog, een dode rat. De wind neemt de regie over. De herfstwind, die geen tegenspraak duldt en de laatste vonken zomer in ons dooft. Wind waar je je aan dient over te geven en die je dan kan optillen met zijn frisheid, zijn kracht en zijn soevereiniteit. In het grasveldje dicht bij de wei ligt een dode rat. Verstijfd, grijs en nat, de lange staart verstopt onder het lichaam en opduikend bij het kopje met opmerkelijk levendige ogen. Ik zie geen wonden. Boven de wei in flarden wolken spant zich een regenboog. Zijn kleuren zijn fel maar hij weet de einden niet aan elkaar te rijgen. Een gehavende regenboog is ook een regenboog. De wind regeert.

     

    Zet de pen maar op het papier en zie waartoe het leidt. Inkt, pen, papier en het krassen moeten het werk doen. Een luikje vinden. Deze ochtend lijkt op zoveel andere ochtenden. De koeien, de ademwolkjes, hun sjokken, het malse geluid als ze een pluk gras losrukken en vermalen tussen hun herkauwerskiezen. Grote ogen in mijn richting. Een heel zachte loei, meer een kreuntje, maar dan op koeformaat. Het heeft geregend. De bomen druppen uit. Alles zoals het hoort. Soms heeft grijs talloze tinten, soms is grijs gewoon grijs. Toch is er vrede, rust, zachtheid. Het is misschien een van de belangrijkste ingrediënten van vrede, dat grijs grijs mag zijn. Je hoeft je niet te bekennen tot zwart of wit. Laat de zegen neerdalen, ook deze ochtend waarop ik geen noot op mijn zang heb.

     

    Oktober en voor het eerst koude handen. Ik moet tussen de tai chi-oefeningen door regelmatig mijn handen wrijven. Grijze regenvlagen trekken als reusachtige kammen door een lucht met rondborstige witte wolken, die elkaar verdringen en omhoogstuwen. Het drama van de ochtendhemel. Woeste negentiende-eeuwse componistenkoppen. De bakkebaarden van Ibsen. Een dekbeddengevecht. En hierin zet een roodborstje met zijn tsik-tsik kleine prikjes. Een klaterende bui doet me de schuur in vluchten maar na amper vijf minuten is het weer droog. Het doorbrekende licht laat enkele wolken hagelwit op de voorgrond treden, nog sterker opbollend en met grimmige plooien. Tegelijk schemert daarachter een goudgeel ochtendlicht. Regenbuien hangen tussen de banen grijs, wit, blauw en heel zacht geel.

     

    Waterverfwolken waaruit een malse regenbui valt. Gulle zwangere wolken blozend van een blijmoedige gretigheid de dag te veroveren. Een lucht zoals een aquarellist die zou schilderen, met een meeuw halverwege om diepte te suggereren. Koeien lopen na te zijn gemolken doodgemoedereerd de wei in. Ze zijn de schakel tussen wolk en melk. Lees de ochtend in de natte koeienogen. Het is stil. De traagheid van het vee, de zachte regen, de scherpgepunte rietbladeren, waarop druppels blijven liggen, het glimmen van tractorsporen in de klei – je kunt je ademhaling erop afstemmen als op de hartklop van de dag. Of zuig aan de aardas als de wesp in een gedicht van Osip Mandelsjtam. Je bent een schakel tussen wolk en gedicht. Je bent een poging tussen begin en einde.

  • Details
    • Aantal bladzijden 136
    • NUR-code 320
    • Uitvoering Paperback met flappen
    • Verschijningsdatum 15 juni 2023
    • ISBN 9789083295572