De expeditie
€ 23,50
Het allereerste nooit eerder uitgegeven meesterwerk
Wessel te Gussinklo was nog maar net tweeëntwintig geworden toen hij in februari 1963 aan De expeditie begon. Drie maanden later was het boek af. Nu, bijna zestig jaar later, verschijnt het voor het eerst in druk. Ronald, de hoofdfiguur, legt zijn beeld van de volmaakte vrouw dwingend op aan Mirjam, zijn liefde, maar zij volgt tot zijn woede en frustratie geheel haar eigen belangen. Dit verlangen naar het complete samenvallen, de volmaakte symbiose met de ander en de falende dialoog met het bestaan zijn terugkerende thema’s in al zijn latere romans. Een verhaal als een vlam, met een absurdistische wending, feller van toon dan zijn latere werk, maar hier op zijn tweeëntwintigste als schrijver al op volle kracht aanwezig.
De expeditie wordt in deze uitgave gevolgd door Het meesterwerk: het even ironische als pijnlijke autobiografische verslag vanaf het voltooien van De expeditie in 1963 tot aan de uiteindelijke publicatie van De verboden tuin in 1986. Een verhaal van hellevaart en opstanding over de aanvankelijk mislukte pogingen schrijvend voortgang te vinden, en over de eigen, vaak hilarische, stommiteiten bij het vergeefse zoeken naar een uitgever.
- Recensies
Over De expeditie:
‘Sorry dat ik een beetje arrogant ben, maar ik hoor natuurlijk wel tot de beste schrijvers van Nederland’ de Volkskrant
‘Je kunt dit boek rommelig noemen, onaangenaam ook, maar hemel wat een brille, wat een branie, wat een bezetenheid.’ Trouw
‘Dankzij de recente prijzenregen voor zijn werk – en een vondst in een vuilniszak – kunnen we eindelijk het echte debuut van Wessel te Gussinklo lezen: De expeditie van 1963.’ De Standaard
- Fragment
Bij nacht en ontij
Buitensporig zwaarbewapend dook hij op uit het oeverriet van de nacht; een takkenbos geweren over zijn schouder, een kanon op zijn rug, knuppels en revolvers tussen zijn broeksband, messen achter zijn oren (en kwartslampen, verhoorapparaten, hartslagmeters), een zak handgranaten achter zich aan slepend. Een radeloze kabouter tussen de reusachtige vegetatie van waaierende bladeren, grijpgrage takken, bomen die vlak voor zijn voeten razendsnel als vingers uit de grond kwamen met ogen die hem spottend volgden.
En overal bleef hij haken en steken, terwijl bladeren hem kletsend om de oren sloegen en bomen stiekem achter hem aan slopen om een voet op de zak te zetten, of een tak om zijn nek te slaan…
Hij wist nooit waarom hij hier zo woedend en vastbesloten voortkrabbelde – snuivend, slippend, klevend aan de slijmerige bodem – en zo klein, zo ontzettend klein en verlaten… Maar het pad was hetzelfde, met dezelfde bochten, met de geleiachtige grond.
En dan kwam een paal met een hand die naar rechts wees. Daarop stond: naar de toiletten. Dat was altijd zo. Hij sloeg hijgend rechts af en gromde: ‘Wacht maar, wacht maar.’ Hij was verbaasd en ongerust.
Plotseling stond hij voor een zonnige vlakte met een heuvel. Op de helling plukte zij bloempjes en ze lachte en zong en maakte kleine danspasjes… Dat zou nu afgelopen zijn. Hij riep: ‘Wacht maar.’ Ze lachte en zwaaide naar hem.
Maar hij telde al tot drie, radeloos en tegelijk woedend. Wat er daarna moest gebeuren, wist hij niet. Ze lachte alleen maar en hij liet genade voor recht gelden: hij telde nog een keer tot drie en nog een keer: ‘Alsjeblieft, alsjeblieft…’
Ze keek zelfs niet.
Toen schoot hij. Dan moest ze het zelf maar weten. Maar de geweren klapten uit elkaar, de lopen werden kurkentrekkers, of boomtakken, of er kwam een straaltje water uit, of een grote schuimbel die tikkend stuk sprong… Hij greep in de zak en haalde er een handgranaat uit, maar het was een aardappel… Hij pakte een andere, maar opeens zat de zak vol zwarte spinnen. Handenwringend rende hij weg. En zij was er nog. Zij zong en lachte zonder op hem te letten. Het koninginnetje, het prinsesje! En daarom zou hij haar wel krijgen. Wacht maar! wacht maar!
Hij trok een revolver, maar terwijl hij hem richtte werd het een vulpen. Hij trok bliksemsnel andere. Het werden ballpoints, sigaren, zuurstokken, dropveters en verwijtende vingers in zijn handen. Eén keer een bosje rozen.
Maar hij had het kanon nog. Hij richtte zwetend het kanon. Hij hield er met een voorzichtig gestrekte hand een lucifer bij en zwengelde aan een stang. De kogel spoot er aan de achterkant uit, of de loop draaide zich als een slurf naar hem om… Eén keer kwam er een kogel uit. Ze schrok zelfs niet, terwijl hij met fluitende oren en open mond toekeek. De kogel maakte een keurig rondje om haar heen en kwam toen op hém af. Een kogel als een kaas. En steeds groter, steeds groter…
Ze fluisterde: ‘Je bent lief.’
Gillend en snikkend rende hij weg. - Details
- Auteur Wessel te Gussinklo
- Genre Fictie Non-fictie
- Aantal bladzijden 336
- Uitvoering Paperback met flappen
- Verschijningsdatum 20 december 2021
- ISBN 9789083174440