Verspreid over de aarde

Verspreid over de aarde

 24,50

  • Synopsis

    Het land waar Hiruko vandaan komt is van de aardbodem verdwenen en wordt nu herinnerd als ‘het land van sushi’. Na omzwervingen in Noorwegen en Zweden heeft ze een baan gevonden in Denemarken, waar ze immigrantenkinderen lesgeeft in een door haarzelf ontworpen taal: Pansca. Maar ze verlangt er ook naar om met iemand in haar moedertaal te praten. In haar zoektocht verzamelt ze een bont gezelschap om zich heen, onder wie de Deense taalkundige Knut en Nanoek uit Groenland, die vaak voor Japanner wordt aangezien. Op hun krankzinnige odyssee, die zich uitstrekt van de overblijfselen van het Romeinse rijk tot Oslo, krijgen ze te maken met een dode walvis, een ultranationalist genaamd Breivik, robotvrouwen, uranium en een Andalusische matador.

    Verspreid over de aarde doet denken aan een moderne Alice in Wonderland, maar is bovenal een hilarische caleidoscopische blik op taal, migratie en identiteit, die door niemand anders dan Yoko Tawada geschreven had kunnen worden.

  • Recensies

    Verspreid over de aarde is een markante dystopie, een denkoefening over migratie en identiteit, én een ode aan taal.’ De Morgen

    ‘Een creatieve ode aan het concept ‘taal’, waarin Tawada je laat lachen, maar ook laat realiseren wat een privilege het is om omringd te zijn door mensen die exact dezelfde taal spreken als jij. In een tijd van AI als eindredacteur en een generatie die amper weet wat ‘t kofschip is, is dit boek een verademing.’ Yuki Kho

    ‘Tawada’s woorden zijn eenvoudig te begrijpen – in deze roman meer dan ooit – en haar dystopie is fluorescerend helder.’ The New York Review of Books

  • Fragment

    Die dag lag ik al van ’s middags op de bank tv te kijken, mijn armen om een kussen geslagen en het volume gedempt. Het geluid van de regen bracht me tot rust. Aan de overkant van de kasseiweg voor mijn huis lag een parkje en de mix tussen het zachte geluid van vocht dat werd opgezogen in de grond en het verfrissende getik tegen de stenen was precies goed, zodat ik er kon blijven naar luisteren, zonder dat het me verveelde.

    Dat ik niet naar buiten ging lag niet aan de regen. Langs het water slenteren en onderweg koffiedrinken of een winkel met oude platen binnenwippen was leuk geweest, naar het plein gaan om me te mengen onder de mensen die bijeen stonden aan het hotdogkraampje met de bontgekleurde worsten en naar bekende gezichten zoeken, was al even leuk geweest. Maar vandaag wilde ik mijn tijd verlummelen met volstrekt nutteloze dingen. Als ik op de bank mijn hoofd verlegde en door het raam naar de bewolkte hemel van Kopenhagen keek, begon de zilveren kleur erachter diep in mijn binnenste op te lichten.

    Nietsdoen was best moeilijk. Wanneer ik het niet langer uithield om niets te doen, vluchtte ik gewoonlijk naar het internet, maar vandaag was de gedachte aan de gloed die het computerscherm uitstraalde al genoeg om me af te stoten. Alsof je tegen je zin een helverlicht podium op werd gesleurd, die gloed. Op dat schitterende podium waar ik door de verblindende spots niets kon zien, werd ik een fictieve ster. Belachelijk was het. Dan kon ik beter de tv aanzetten. Zo had ik niet het gevoel dat ik zelf werd bekeken en kon ik liggend op de bank eenzijdig naar de gezichten van de mensen op de buis gluren. Een komisch programma waar helemaal niet om te lachen viel, populaire liedjes met een povere woordenschat, reclame die me keukengerei wilde aansmeren dat ik na een keer of twee gebruiken al geheid beu zou zijn… En toen stuitte ik toevallig op een programma over restaurants.

    Ik geloofde persoonlijk dat Denemarken het makkelijkste land ter wereld was om in te wonen, maar ik vroeg me af of dat niet kwam doordat we niet moeilijk deden over eten. In landen met fijnproevers die hardnekkig lekkere smaken najagen had je gegarandeerd maffia en corruptie. We moesten eerlijk toegeven dat de schonehandenpolitiek en het schaarse geweld in Denemarken te danken waren aan onze geringe belangstelling voor eten. We hoefden dan ook geen stomme gastronomische programma’s of zo te maken, maar toch moest er iets mis zijn gegaan, want ze zonden nu een vervelend programma getiteld ‘Op zoek naar de lekkerste hotdog van het land’ uit. Blijkbaar was ik halverwege ingedommeld. Zonder dat ik het had gemerkt was na de reclame al het volgende programma begonnen. Toen ik mijn ogen opendeed, zat een aantal gasten in de studio en de opgewonden presentator ratelde ergens over. Geleidelijk aan drong tot me door dat dit programma tot doel had naar het verhaal te luisteren van allerlei mensen van wie het geboorteland niet meer bestond.

    Eerst richtte de camera zich op een Duitse vrouw die aan de Universiteit van Kopenhagen politieke taalkunde doceerde. De Duitse Democratische Republiek, het land waar zij was geboren en getogen, bestond niet meer. Dat land had iedereen Oost-Duitsland genoemd. De presentator boog zijn hoofd opzij en stelde een vraag.

    ‘Is het niet zo dat er gewoon twee landen werden herenigd en er eigenlijk geen sprake is van een verdwenen land?’

    ‘Nee, het land waar ik woonde is weg.’

    ‘Maar kun je dan niet zeggen dat ook het land West-Duitsland is verdwenen? Waarom beweert u dat alleen Oost-Duitsland is verdwenen?’

    De vrouw ademde in en begon toen in de microfoon te praten met een stem zo hard dat het leek alsof er iets in stukken brak. Goed dat ik het volume zachter had gezet.

    ‘Mensen uit het westen leidden na de eenwording hetzelfde leven als daarvoor, maar ons leven in het oosten onderging een drastische verandering. De schoolboeken, de prijs van goederen, de tv-programma’s, de arbeidsvoorwaarden, verlofdagen, alles werd aangepast aan West-Duitsland. Daarom leken we migranten geworden in ons eigen geboorteland. Bovendien kregen historici uit het oosten, zoals ik, te horen dat de theorieën die we tot dan toe hadden gehanteerd waardeloos waren en werden onze banen bedreigd.’

    Dit onderwerp was te zwaar om bij te lummelen en ik wilde dan ook van kanaal veranderen, maar de afstandsbediening lag niet op zijn plek. Best mogelijk dat ik die daarnet had meegenomen naar de badkamer en daar op de wastafel was vergeten. Als kind had ik me de gewoonte eigengemaakt te gaan plassen met de afstandsbediening bij me, zodat niemand in huis van kanaal zou veranderen terwijl ik op het toilet was. Dat was niet zozeer omdat ik zelf per se een bepaald programma wilde zien, maar uit angst dat mijn pa zomaar van kanaal zou veranderen, waardoor mijn ma boos op hem werd en borden op de vloer ging gooien. Ook zij wilde niet per se een bepaald programma zien, nee, ze werd boos omdat ze door haar man werd behandeld ‘alsof ze er net zo goed niet had kunnen zijn’. Mijn ouders scheidden toen ik vijftien was en hoewel ik al jaren geleden op mezelf was gaan wonen, nam ik ook nu nog de afstandsbediening mee naar het toilet, wat eigenlijk gênant was.

    Ik was te lui om op te staan van de bank en de afstandsbediening te gaan halen, maar ik had ook geen zin om dit programma verder te bekijken. Terwijl ik lag te twijfelen, deden achtereenvolgens een man uit voormalig Joegoslavië en een vrouw die in de voormalige Sovjetunie had gewoond voor de camera hun verhaal.

    Ik raakte een beetje geïrriteerd. Het klonk alsof ze er prat op gingen dat hun land er niet meer was. Ze leken te benadrukken dat ze speciale mensen waren omdat hun land weg was. Wij woonden ook niet meer in het Deense koninkrijk van vroeger, dus zoveel verschilden we toch niet van hen? Mijn voorouders hadden geleefd in een uitgebreid rijk dat Groenland omvatte, maar ik was een inwoner van een klein landje in een uithoek van Europa. Natuurlijk voltrok deze verandering zich niet tijdens mijn leven, maar kon je niet stellen dat ik de tweede generatie was van degenen die hun land hadden verloren?

    Trouwens, die vreemde aandoening van mijn ma had ongetwijfeld te maken met het feit dat Denemarken officieel Groenland als territorium was kwijtgeraakt. Anders zou ze nooit de hele tijd over die Eskimo praten alsof ze het over haar eigen kind had. Mijn ma betaalde het collegegeld van een jonge Eskimo om hem geneeskunde te laten studeren. Maar als haar echte zoon haar vroeg bij te dragen in de kosten van een buitenlandse reis die hij wilde maken, wendde ze haar ogen af en verzon ze een smoes als: ‘Ik zit nu even krap bij kas.’

    Dat was waar ook, ik had beloofd bij mijn ma te gaan eten vanavond. De deur uitgaan in de regen was lastig. Zou ik een berichtje sturen dat ik kou had gevat? Als ik belde, zou mijn stem verraden dat ik loog.

    Terwijl zulke gedachten door mijn hoofd gingen, verscheen er plotseling een heel ander soort gezicht groot in beeld, waardoor ik spontaan van de bank kwam en vlak voor de tv plaatsnam. Vroeger had je die populaire animatie Het heelal waar het niet regent. De heldin daarin had zo’n gezicht. Deze vrouw bleek te zijn geboren en opgegroeid op een archipel die tussen het Chinese vasteland en Polynesië lag. Ze was naar Europa gekomen om hier een jaar te studeren, maar twee maanden voordat ze naar huis zou gaan was haar land verdwenen, zodat ze niet meer terug kon. Sindsdien had ze haar familie en haar vrienden niet meer gezien. Toen ik dat hoorde, leek er citroensap in mijn mond te vloeien en onwillekeurig slikte ik mijn speeksel door, maar zijzelf praatte rustig door. Haar gelaatsuitdrukking leek op de hemel tijdens een witte nacht: klaar maar tegelijk ook donker. Wat me bovenal aantrok, was de taal die ze sprak. Ik kon die taal gewoon begrijpen als ik ernaar luisterde, maar het was geen Deens. Het was directer, helderder. De eerste paar seconden dacht ik dat het misschien Noors was, maar dat was het ook niet. Het zat dichter bij Zweeds, maar zuiver Zweeds was het zeker niet. Ik gaapte zolang naar de mond die in close-up op het scherm was weergegeven dat het leek alsof ik loerde op een kans om hem te kussen, zodat ik beschaamd mijn ogen afwendde. Waarna ik toch weer keek. Haar gezicht leek een beetje op dat van de IJslandse zangeres Björk toen die jong was. Zou deze vrouw dan misschien IJslands spreken? Ze had gezegd dat ze van een eiland afkomstig was. IJsland was ook een eiland. Maar hoe zat het dan met de locatie? Ook al was het zo slecht gesteld met de opwarming van de aarde dat gesmolten ijs in de oceaan nieuwe stromingen had veroorzaakt, ik had niets opgevangen over dat IJsland zou zijn afgedreven tot ergens tussen het Chinese vasteland en Polynesië. Welke taal was dit dan in godsnaam? De presentator van het programma dacht blijkbaar hetzelfde. ‘Trouwens, wat is die taal die u zo vloeiend spreekt?’ vroeg hij.

    Daarop liet de vrouw voor het eerst een lach zien. ‘Dit is in feite zelfgemaakte taal,’ antwoordde ze. ‘Ik kon niet meer naar huis terug en studie in Göteborg verlengen was ook niet mogelijk, toen ging ik naar Trondheim. Daar heb ik studiebeurs voor jaar gekregen. Maar vier seizoenen waren zo voorbij en toen zat ik echt in problemen, tot ik werk vond in Odense, zodat ik opnieuw verhuisde. Migranten zijn laatste tijd bijna zwerversvolk. Land dat absoluut niemand toelaat is er niet meer, maar land waar je permanent kunt wonen is er ook niet meer. Ik heb maar die drie landen meegemaakt. Maar in korte tijd heb ik zo drie talen geleerd en die in praktijk niet door elkaar halen is lastig. In mijn brein is niet voldoende ruimte. Daarom heb ik zelf taal gemaakt. Het is kunstmatige taal die Scandinavische mensen over algemeen kunnen verstaan.’

    ‘Lukt dat niet met Engels?’

    ‘Tegenwoordig kun je onder dwang naar Amerika worden gestuurd als je Engels kent. Daar ben ik bang voor. Ik heb chronische ziekte, en in land met zo’n onderontwikkeld verzekeringssysteem kan ik niet leven.’

    ‘Wilt u graag voor altijd in Denemarken blijven?’

     ‘Ja. Zolang dit land tenminste niet in zee zinkt.’

    Ik was vastbesloten geweest deze zondag in ledigheid door te brengen, maar nu klonk er tromgeroffel in mijn hart. Ik voelde een roes, als een straatartiest rond wie zich publiek begint te verzamelen. Onderaan het tv-scherm verscheen de naam hiruko, j.

    Het was een behoorlijk vreemde combinatie van klanken. Drie klinkers dus. In Italië had je Enrico, maar dat was een jongensnaam. Of wacht, had je in Hongarije geen meisjesnaam? Ja, Enikő. Wie weet had haar land historische banden met Hongarije. Als Hunnen te paard holden allerlei gedachten over de grasvlakte in mijn hoofd.

    ‘Wat voor werk doet u momenteel in Odense?’

    ‘Ik ben verteller in Sprookjescentrum. Ik vertel verhalen van vroeger aan kinderen.’

    ‘Maar u bent nog zo jong. Bij een verteller van oude verhalen stel ik me iemand van rijpere leeftijd voor.’

    ‘Als wat gisteren nog was volledig is verdwenen, is ook gisteren ver verleden.’

    Ze zoog verschillende grammatica’s uit de lucht naar binnen, liet die in haar lichaam versmelten en blies ze via haar mond uit als zoete adem. De functie om te beoordelen of de merkwaardige zinnen al dan niet grammaticaal correct waren werd bij haar toehoorders opgeheven; het was als zwemmen in water. In een volgend tijdperk zouden vloeibare grammatica en gasvormige grammatica misschien de plaats innemen van vaste grammatica. Ik wilde deze vrouw koste wat het kost ontmoeten. En niet alleen ontmoeten, ik wilde dicht bij haar kunnen blijven, om te zien waar haar pad uiteindelijk naartoe zou leiden. Dit gevoel had ik voor het eerst. Ik belde ook voor het eerst naar de tv-zender. Ik wist dat er een telefoonnummer was om inlichtingen te vragen, maar ik had nooit gedacht dat ik het zelf zou bellen.

    ‘Hallo. Ik ben postdoctoraal student van de opleiding taalkunde aan de Universiteit van Kopenhagen en ik vroeg me af of het mogelijk zou zijn om die mevrouw Hiruko te ontmoeten die net op tv was. Ik wil graag om haar medewerking verzoeken in een linguïstisch onderzoek bij migranten. Het is een project van de nationale overheid,’ zei ik.

    De persoon aan de andere kant van de lijn was helemaal niet achterdochtig en ging meteen in op mijn verzoek.

    ‘Na afloop van het programma zal ik haar vragen of ze bereid is tot een ontmoeting. Geeft u me alstublieft uw naam en de officiële benaming van uw vakgroep. Het kan pas na het programma, dus het duurt nog even, maar we bellen u terug.’

    Toen ik de hoorn had neergelegd en weer voor de tv ging zitten, was het eerste deel, met de verhalen van de gasten, voorbij en in deel twee gaven drie specialisten een lange, lange uitleg over keizerrijken die nu niet meer bestonden, zoals het Romeinse rijk, het Ottomaanse rijk en de Yuan-dynastie. Eentje was een historicus, de tweede een auteur van historische romans, de derde een duiker bij archeologische expedities. Ik wist niet eens dat dit soort werk bestond, maar blijkbaar dook hij onder water voor onderzoek naar dorpen die waren overstroomd bij de bouw van een dam of naar verzonken eilanden in de Stille Oceaan en zo. Als hij in zijn eentje naar de bodem van de oceaan dook, hoorde hij naar eigen zeggen weleens een vrouwenstem zingen of zwom er een verbleekt mensenlichaam zonder hoofd voorbij.

    ‘Maar wat er ook gebeurt, je mag niet panikeren. Als mensen panikeren, raakt hun ademhaling verstoord en krijgen ze geen lucht meer, ook al is hun zuurstoftank niet stuk.’

    Het zwarte haar van de man die dit vertelde glom zo hard dat het nat leek en zijn lippen waren felrood. Misschien kon de historicus niet verdragen dat deze duiker alle aandacht naar zich toe trok, want hij kuchte een keer, nam toen als een kapitein het roer van het panelgesprek in handen en stuurde het een heel andere richting uit.

    ‘Maar goed, ook als een keizerrijk naar de zeebodem is gezonken, wil dat niet zeggen dat het volledig verdwijnt uit de wereldgeschiedenis, het blijft over de generaties heen in het geheugen hangen en dan verschijnen er mensen die de herrijzenis beogen. Maar voelt ieder van u bij het horen van het woord “herrijzenis” niet een zekere angst? Iets willen herstellen wat stuk is, dat is prima. Maar herrijzenis? Zit dat woord u niet ergens dwars?’

    Eerlijk gezegd hing er ook voor mij een luchtje van ouderwets nationalisme aan het woord ‘herrijzenis’ en ik had daar best nog wat over willen doordenken, maar bij het vooruitzicht dat ik hierna misschien Hiruko kon ontmoeten werd mijn aandacht in beslag genomen door mijn warrige haardos in de spiegel en ik haalde er herhaaldelijk mijn handen door om het te fatsoeneren. Vervolgens zocht ik in de kast een stel nette kleren bijeen, kleedde me om en poetste mijn tanden. Tegen de tijd dat ik daarmee klaar was, ging de presentator eindelijk met zijn gezicht recht naar de camera zitten en knipperde met zijn ogen als om te zeggen: we zijn rond. Ik dacht dat het daarmee afgelopen was, maar toen begon er muziek te spelen en cirkelde de camera volslagen onzinnig hoog de lucht in als een vogel. De opeenvolgende namen van de betrokkenen vielen als regendruppels omlaag en werden door de bodem van het scherm opgezogen.

    Na zo’n twintig minuten wachten werd ik ongerust dat mijn verzoek wellicht naar de prullenmand was verwezen, maar het goede aan een klein land is dat een burger zelden wordt genegeerd. Even later ging wel degelijk de telefoon.

    ‘Hallo, u spreekt met de tv-zender die u daarnet heeft gebeld. Mevrouw J zegt dat ze u wil ontmoeten. Als u nu meteen hiernaartoe komt, kunnen jullie elkaar in de lobby zien.’ 

    Het heuglijke nieuws werd me gebracht door een andere man dan degene die daarnet de telefoon had opgenomen, iemand met een hoge stem. Ik schoot onmiddellijk in mijn regenjas. In plaats van een logo had die op de rug in grote drukletters de reclametekst: volledig waterdicht, laat uw huid ademhalen, ultralicht en kreukvrij. Ik trok ook mijn regenbroek en mijn speciale sneakers voor regenweer aan en sprong op mijn fiets.

  • Details
Uitgeverij Koppernik Boeken Yoko Tawada Verspreid over de aarde