Een kinderoog. De vroege jeugd van Xander Specht - H.C. ten Berge

Een kinderoog. De vroege jeugd van Xander Specht

 21,50

  • Synopsis

    Nadat zijn oeuvre in 2006 met de P.C. Hooftprijs was bekroond, schreef H.C. ten Berge nog een tweede oeuvre, bestaande uit vijf poëziebundels, enkele prozawerken, poëzievertalingen, literaire essays en ‘veldnotities’ over tal van onderwerpen.

    Een kinderoog wordt daar nu aan toegevoegd, narratieve gedichten die gebaseerd zijn op herinneringen aan de jaren veertig van de vorige eeuw. Door de autobiografische inslag van deze poëzie neemt de bundel binnen zijn werk een uitzonderlijke plaats in. Werkelijkheid en verbeelding ontmoeten elkaar in scherp getekende taferelen die de karige, vaak grauwe en bekrompen periode van 1944 tot 1949 beslaan.

    Het laatste oorlogsjaar, gevolgd door het straffe bewind op de lagere school, de angsten, de onwetendheid, de wisselende gebeurtenissen thuis of elders – op weergaloze wijze roept H.C. ten Berge een voorbije, maar herkenbare wereld op waarin de jonge scholier weliswaar in bedreigende situaties verzeilt, maar ook geluk en geborgenheid in ‘de echte wereld’ van avontuurlijke jeugdboeken vindt.

  • Recensies

    ‘Een boek dat op iedere bladzijde fascineert en ontroert. Wij worden door een ander leven aangeraakt.’ Poëziekrant

    ‘Het heeft me weken gekost voordat ik die schoolfoto op het omslag van de bundel voor mezelf kon accepteren.’ Interview H.C. ten Berge in Meander Magazine

    ‘Wat mij betreft de belangrijkste en veelzijdigste dichter van zijn generatie.’ Cyrille Offermans in De Groene Amsterdammer

    ‘H.C. ten Berge heeft met zijn poëzie, met zijn vertalingen, zijn essays en romans, en met zijn pioniersarbeid voor het tijdschrift Raster de Nederlandse poëzie geopend naar werelden waarvoor tot dan toe geen oog was.’ Juryrapport P.C. Hooftprijs

    ‘Ten Berge komt uit dit boek tevoorschijn als de volmaakte vakman die zich ervan bewust is dat de beste gedichten zich met evenveel helderheid als relevantie richten tot mensen van alle tijden en culturen.’ Sean Arthur Joyce over Speaking in Tongues. Selected Poems (2021)

  • Fragment

    Terwijl je al sliep viel je nogmaals in slaap.
    Het gebeurde op klaarlichte dag,
    Dromen voerden je naar wat je was vergeten –
    Plaatsen waar je nooit meer kwam.

    Onrust op velden en wegen,
    Ratelend zwermen pantsers over een plein;
    Moeder zwaait naar de soldaten,
    is ineens haar zijden hoofddoek kwijt.

    Nietig en beklemd tussen de massa
    Ben je doof voor de geluidsorkanen.
    Kinderen zitten hoog op de ommuring
    van een sportterrein, hun benen bungelen
    over de rand,
    Ze ballen hun vuisten, spannen hun spieren,
    Krommen hun rug voor een sprong
    die niet komt.
    Ze lachen, ze lachen je uit
    Als je een hand opheft
    Om hun een klap of de zegen te geven.

    Het tolt in alle hoofden.
    De voortvluchtige tijd keert terug.
    Een Canadees deelt chocolade uit,
    De vaderlandse driekleur gaat in top,
    Een clown glijdt van een ladder met twee emmers water.
    ’s Nachts stort er een Tommy neer, je speurt
    Naar niet ontplofte kogels
    en de stofbril van de spoorloze piloot.
    Een blonde Duitser leunt tegen een stalen bunkerdeur
    en snijdt van wilgenhout een fluit voor jou;
    Dirk de smid vlucht bij een razzia op zijn sokken
    Door een steeg achter het huis
    (ze krijgen hem niet meer te pakken).

    Je bent vijf jaar
    En zoekt naar brandhout om de kou te weren.
    Een boze man in Feldgrau vindt het scherp
    Gewette bijltje tussen takkenbundels in de jutezak.
    Hij zet het kille ijzer (tsjop, tsjop) in je nek,
    Scheurt je kleren,
    legt zijn wil op,
    gooit het bijltje daarna
    in de sloot.
    Nu kom je nooit meer thuis –
    Bloot, vol schaamte, blijf je zo een eeuwigheid
    Zonder beweging staan.

     

    Je slikt twee lepels traan en voelt het braaksel stijgen,
    In een schaal met olie drijven vlammetjes
    die de vaderloze kamer flauw verlichten.

    Je ontwaakt in je slaap.
    Gejuich van tribunes.
    Je komt op een plaats
    waar je eerder al was.
    Kinderen lachen, ze lachen
    Jou uit.

    Het gebeurt steeds op klaarlichte dag –
    Somnus bezoekt je
    op ieder moment, overal: in de trein,
    achter het stuur, voor een kruising van wegen.
    Een Canadese soldaat heeft de driekleur gehesen,
    je ziet de rook van sigaretten,
    proeft voor het eerst chocola.
    Iemand noemt de naam van nooit geziene vruchten:
    ‘abrikozen’, ‘kokosnoot’, ‘banaan’.
    Een ander wijst een stipje op de landkaart aan:
    ‘De Russen zijn al verder dan Berlijn,
    Zij verkrachten alle vrouwen.
    ’Wat verkrachten is blijft streng geheim.

     

    Je bent zes jaar
    En kunt weer angstig lachen.
    Er staat een tent op het gemitrailleerde plein,
    Er klinken vreugdeschoten.
    Niemand ontkomt
    aan het zo lang verwachte.
    Het circus heeft een hond, een man
    Met hoge hoed en twee bleke
    uitgeteerde acrobaten.
    De clown doet het goed,
    Ze noemen hem Doppie.
    Hij zoeft langs de sporten omlaag
    En landt op de grond.
    Zijn hoofd in een emmer, en overal bloed –

  • Details
Uitgeverij Koppernik Boeken H.C. ten Berge Een kinderoog. De vroege jeugd van Xander Specht