Dikke kus, dag-dag

Dikke kus, dag-dag

 22,50

  • Synopsis

    De hoofdpersoon van Dikke kus, dag-dag is van de stad naar het verre platteland verhuisd. Daar, ontworteld en zwevend tussen twee werelden, denkt ze aan iedereen die ze heeft achtergelaten. Vooral aan haar oudere minnaar Xavier, die haar – zo zegt hij – beter kent dan zij zichzelf. Ze houdt nog steeds van hem, maar het verlangen is verdwenen. 

    Een onverwachte brief rakelt nog meer herinneringen aan vroegere liefdes op. Er was geluk en ongeluk, bevrijding en beknotting. De sporen die zij achterlieten in haar leven
    – koffievlekken, voicemails, bloemboeketten – vormen een rariteitenkabinet waardoorheen ze zich beweegt, terwijl ze steeds dichter om de kern cirkelt van wat het betekent om je te verbinden. Waarom willen we de ander aanraken, wie mag ons aanraken? En hoe laten we weer los?

    Dikke kus, dag-dag is een even geestige als virtuoze roman over het mysterie van hoe mensen in ons leven komen en er weer uit verdwijnen, terwijl ze ons eeuwig in hun greep houden.

  • Recensies

    ‘In haar nieuwe roman Dikke kus, dag-dag draait alles rond verlangen, intimiteit, aantrekkingskracht, en alles verzengende lust. Het barst van het leven.’ NRC ★★★★

    ‘De prachtige maalstroom van Claire-Louise Bennett. De ik-verteller sleurt je vanaf de eerste zin mee. Over liefde, over loslaten, over leven en vooral ook over schrijven. Want schrijven of niet schrijven, dat is de vraag. Het is prikkelend, het is prachtig.’ Jozefien van Beek in De Standaard  ★★★★

    Claire-Louise Bennett vliegt af en toe uit de bocht maar je blijft van haar houden.’ Dieuwertje Mertens in Trouw

    In Dikke kus, dag-dag volgen we de gedachtenstroom van een schrijfster die worstelt met het einde van een liefdesrelatie. Het resultaat is geen gewone breukroman, maar een literair labyrint vol boeken, brieven en herinneringen.’  VRT

    ‘Ja jongens, wat een trip weer. Dikke aanrader, dag-dag.’ Ruth Joos

    Opnieuw komt Claire-Louise Bennett met een fascinerende kluwen van zintuiglijke beschrijvingen, essayistische uitweidingen en droogkomische observaties.’ Dirk-Jan Arensman in Het Parool

    Het is een postmoderne collage waaruit gaandeweg een aandoenlijke roman tevoorschijn komt over liefde en seks in de waanzinnige 21ste eeuw. […] Het is andermaal een groot genoegen.’ Danny Ilegemens bij het interview in Humo

    Dikke kus, dag-dag is vooral een roman over de complexiteit en ambiguïteit van relaties. Tzum



  • Fragment

    Toen ik op een avond ongeveer een jaar geleden Xavier aan de telefoon had, vertelde hij dat hij een geweldige naam voor mijn boek had bedacht. Dat verbaasde me, want hij wist niets over mijn nieuwe boek, niemand wist er iets over – ik had het er liever niet te veel over tot het zover was. Ik vroeg welke naam hij had bedacht. ‘Hij is geweldig,’ zei hij heel tevreden. ‘Wat dan,’ zei ik. ‘Een formidabele vrouw,’ zei hij. ‘En, schat,’ zei hij, ‘vind je hem mooi? Het is een bijzonder aantrekkelijke titel.’ ‘Hij doet me denken aan Een vrouw van formaat,’ zei ik. ‘Nee, nee,’ zei hij, ‘dit is heel iets anders. Veel interessanter. En toevallig nog waar ook.’ Na een korte pauze zei ik: ‘Maar ook al is het waar, ik vind eigenlijk dat het niet iets is wat iemand over zichzelf kan zeggen – het is iets wat andere mensen moeten zeggen, anders is het een beetje raar.’ ‘Het is een uitstekende titel,’ zei hij. ‘Ja, dat is het,’ zei ik, ‘maar misschien niet voor mijn boek.’ ‘En heb je zelf al nagedacht over een titel voor je boek?’ zei hij.

    ‘Nee,’ zei ik, wat niet waar was. Dat zou ik hem een andere keer wel vertellen. Hij gaat de titel die ik heb gekozen toch niet goed vinden – dat wist ik al zo’n beetje op het moment dat ik hem bedacht – en ik ging al zeker niet mijn idee aandragen terwijl hij net zo trots met zijn eigen superieure suggestie had gezwaaid. Vele maanden later, toen we in het hotelrestaurant zaten en Xavier het boek in zijn handen had terwijl ik daar naast hem zat, zei ik tegen hem dat het interessant was dat in sommige blurbs het woord ‘formidabel’ was gebruikt. ‘Kijk,’ zei ik, en wees naar het omslag, ‘deze en deze – en ook een op de achterkant.’ ‘Ik heb mijn bril niet op, liefje,’ zei hij. ‘Zie je wel,’ zei ik, ‘het is iets wat andere mensen moeten zeggen. Anders is het raar.’ ‘Een formidabele vrouw,’ zei hij. ‘Een prachtnaam voor een boek.’

    Tot drie maanden geleden hadden we elkaar nog regelmatig aan de telefoon. Hij had er een handje van me op ongelegen momenten te bellen. Het was gewoon eng. De telefoon ging precies op het moment dat ik ging zitten om te eten of naar een film te kijken, of op het moment dat ik de flat verliet, of wanneer er net iemand op bezoek kwam, of wanneer ik plotseling iets bizar relevants zat te lezen, of wanneer ik op het punt stond naar zee te rennen. Best vaak nam ik niet op wanneer dit gebeurde en liet ik hem een boodschap inspreken. Ik vond het verwarrend, Xavier aan de telefoon hebben terwijl er iets anders gaande was. Het zat hem dwars dat hij me zo vaak op een onhandig moment belde. Hij geloofde dat zijn leven zich op een hoger niveau afspeelde dan dat van anderen en zijn niveau omvatte heel erg dingen als flow, synchroniciteit, een algemeen gevoel van harmonie met dingen, vooral mensen van wie je veel hield. ‘Wist je dat Yeats in staat was telepathisch met de vrouwen in zijn leven te communiceren?’ vroeg hij op een dag. Ik zei dat ik dat niet wist. De voortdurende wrijving tussen ons griefde hem, en zijn pogingen van tijd tot tijd om er niet te zwaar aan te tillen waren vreemd ontroerend. ‘Nee, hoor, natuurlijk niet,’ zei ik altijd wanneer hij zei: ‘Goeie genade, ik kan het gewoon nooit goed doen, hè?!’ ‘Nee, hoor – het is gek, maar ik hoor deze telefoon nooit!’ Maar ik hoorde hem overgaan en dan stopte hij en een paar minuten later maakte hij dat geluid waardoor ik wist dat hij had ingesproken. Ik zorgde ervoor dat ik altijd minstens één van zijn spraakberichten bewaarde. Hij kon gewoon elk moment doodgaan. En toen, ik weet niet precies wanneer, veranderde de instelling van mijn voicemail. Ik merkte het pas een paar weken geleden. Het was een paar maanden sinds dat laatste etentje in het restaurant en ik wilde zijn stem horen en ik wist dat ik minstens één bericht had opgeslagen op mijn telefoon. Toen ik mijn voicemail belde, merkte ik meteen dat de opties waren veranderd en de stem die me erdoorheen leidde was ook veranderd. Het duurde even voordat ik ‘bewaarde berichten’ had gevonden en geselecteerd en toen ik dat deed, kreeg ik prompt te horen dat er geen bewaarde berichten waren. ‘U heeft geen bewaarde berichten,’ zei de nieuwe stem. Ik doorliep de hele routine nog een keer omdat ik wel bewaarde berichten had, ik had altijd bewaarde berichten, ik zorgde ervoor dat ik altijd minstens één bewaard bericht had. Ik ging er een derde keer doorheen voordat ik me erbij neer moest leggen dat ik helemaal geen bewaarde berichten had, al had ik er jarenlang voor gezorgd dat ik altijd één bericht van hem bewaarde.

                ‘Hoe is tie?’ Dat is een begroeting die hij vaak gebruikte. De woorden gleden in elkaar over. Hoestie. Alsof het over iemand anders ging. Hij was niet van plan om tijd met mij door te brengen in gezelschap van andere mensen, om mijn vrienden te ontmoeten, voor het geval die interacties botsten met hoe hij me zag – ‘Ik ben de enige die jou op de juiste manier ziet,’ zei hij vaak, wat ik niet echt geloofde al zei ik het niet. Het klinkt verontrustend, narcistisch, bezitterig, maar aan de andere kant, willen we niet allemaal dat onze geliefde dat gelooft? Ons diep doorgrondt, tot in de kern, en ons beter kent dan wie dan ook? Hij zei veel dingen die onverdraaglijk leken maar wanneer ik er later over nadacht leek het of hij gewoon zei wat de meeste mensen denken maar nooit van zijn leven zouden uitspreken. ‘Ik begrijp niet waarom je je vrienden zo vaak moet zien als je van mij houdt.’ Ik moest daar altijd om lachen. Hij had het mis en hij had gelijk. Voor hem leek het vanzelfsprekend dat we elk weekend samen zouden doorbrengen en hij was oprecht verbijsterd als ik andere plannen had. Volgens mij vond hij dat vrienden iets zijn wat je als kind hebt. Wie de volwassenheid heeft bereikt en liefde heeft gevonden, heeft ze niet meer nodig. ‘Vind je ze interessant?’ vroeg hij vaak. Wanneer ik hem erop wees dat hij en zijn ex-vrouw een druk sociaal leven hadden geleid, zei hij dat dat iets anders was: ‘Dat ging over zaken, en een beetje vermaak.’ De manier waarop hij zijn leven in die tijd beschreef, al die jaren geleden, toen hij getrouwd was en steenrijk, stond me soms tegen, en wond me, vanzelfsprekend, ook op. Ik laat niet graag te veel details los, hoe glamoureus en fascinerend het allemaal ook was. In de tien jaar dat ik hem heb gekend, opperde hij zo nu en dan dat hij een boek over zijn leven zou laten schrijven, en het is beslist een veelbewogen verhaal dat onder andere de zogenaamde Britse high society in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw omvat, maar het is niet aan mij om het te vertellen. Toen hij een paar jaar geleden op Mallorca zat waagde hij zelf een poging, in een groot schrift dat hij had gekocht in het vissersplaatsje waar hij een paar maanden woonde. Hij refereerde aan het resulterende manuscript als zijn ‘bio’. Waar hij uiteindelijk van droomde was dat er een film van gemaakt zou worden. Ik zei dat ik Jude Law wel voor me zag als hem. Hij reageerde daar op geen enkele manier op. Hij dacht aan iets anders. Hij dacht aan wie mij zou spelen. ‘Maar ik zou er toch niet in voorkomen, liefje?’ zei ik. ‘Is dat zo?’ zei hij. ‘Nee, natuurlijk niet – ik kende je toen niet – ik was toen nog niet eens geboren!’ ‘Echt niet?’ zei hij. ‘Niet te geloven. Ik heb het gevoel dat ik je altijd al heb gekend.’

                Een optie die de nieuwe voicemaildienst bood en die ik nooit eerder had opgemerkt, dus ik ga ervan uit dat het een nieuwe optie is, is ‘een bericht voor iemand anders achterlaten’. Als die optie altijd al beschikbaar was geweest, had ik dat vast opgemerkt. De mogelijkheid om een bericht achter te laten voor mensen zonder ze te hoeven bellen en het risico te lopen dat ze opnemen zou, als ik de opzet goed heb begrepen, een dienst zijn die ik maar al te graag zou gebruiken. Sinds ik er gisteravond achter kwam, heb ik enorm lopen piekeren of ik Xavier een spraakbericht zou sturen. Er schoten me verschillende dingen te binnen om te zeggen, en de essentie van het bericht zou zijn dat ik hier over minder dan twee weken wegga. Ik overwoog hem te vertellen waar ik naartoe ga – niet naar een permanente plek, ik krijg een tijdelijke basis in L. – ik ga waarschijnlijk naar Parijs, misschien Madrid – Marokko in het nieuwe jaar – ik moet zien hoe het loopt, het virus lijkt weer in opkomst – ik hoop dat je inmiddels je booster hebt gehaald – zorg goed voor jezelf. Vanochtend bedacht ik me. Dat het kan, wil nog niet zeggen dat het ook moet, etc. Bovendien, hoe zou ik zeker weten dat hij het bericht had afgeluisterd? Ik weet niet hoe het werkt aan zijn kant. Krijgt hij een sms’je dat hij een spraakbericht heeft? Hij zou kunnen geloven dat het een of andere nepbeller is en het wegdrukken en dat is dan dat. Hij krijgt veel ongewenste telefoontjes, voornamelijk vanwege alle platforms van cryptovaluta die hij onderzoekt. Hij zou kunnen geloven dat het niets is en het negeren, maar dat denk ik niet. Hij rekent nog steeds op een grote doorbraak, dus voor zover ik weet volgt hij inkomende berichten met optimistische toewijding. Hij zou het kunnen afluisteren en me vervolgens negeren. Ik weet het niet. Ik weet het niet – ik had dit niet echt verwacht. Zo helemaal geen contact te hebben na tien jaar. Ik had me altijd voorgesteld dat ik helemaal tot het einde in zijn leven zou zijn, ongeacht of we een relatie hadden of niet. Toen we elkaar net kenden, kreeg ik een bijzondere vingerwijzing en ik begreep en aanvaardde dat ik bij hem zal zijn wanneer hij sterft. Er schijnt bij die gebeurtenis een getuige nodig te zijn en die getuige ben ik. Dat is heel wat, een sacrosancte rol, die aan mij is toebedeeld, of ik het leuk vind of niet. Er nestelde zich inderdaad min of meer vanaf de eerste dag een ontzagwekkende voorbeschikte loyaliteit aan Xavier diep in mijn hart, en die groeide vervolgens gestaag en hardnekkig. Of de verhoudingen tussen ons gunstig of ijzig zijn maakt niets uit, de vingerwijzing is nog steeds aanwezig en overtuigend, maar niet beperkend en het is geen last. Ik zal bij hem zijn wanneer hij sterft, zo luidt precies het decreet – en niet dat ik bij hem zal zijn tot hij sterft. Ik ben nu al een paar jaar niet meer op die manier bij hem. Maar helemaal geen contact meer met hem hebben zit me niet lekker. Ik voel me er zelfs heel ongemakkelijk bij. Niet omdat ik denk dat hij elk moment dood kan neervallen, hoewel dat zou kunnen, zou kunnen, dat is altijd een mogelijkheid geweest, maar omdat ik diep vanbinnen begin te voelen dat ik een goddelijke afspraak verzaak. Het is heel belangrijk voor me dat ik dit tot een goed einde breng. Dat ik Xavier tot een goed einde breng. Wat allemaal tamelijk vreemd is eigenlijk, want ik geloof niet in God, heb nooit in God geloofd – al bedacht ik laatst dat ik misschien wel in God geloof, maar het alleen niet besef. Dat zou echt iets voor mij zijn. De branie van een atheïst aannemen terwijl de hele tijd, de hele tijd, mijn ziel gewijd is aan een hogere en onverschillige autoriteit. Is er iets ter wereld dat glorieuzere vergetelheid brengt dan devotie omwille van de devotie? Maar misschien draaf ik een beetje door. Ik ben tenslotte over het algemeen een loyaal mens. Daar hecht ik veel waarde aan. Meer dan aan trouw, zelfs. Het is heel goed mogelijk om ontrouw en toch loyaal te zijn. En iemand kan trouw zijn en toch niet loyaal. Wat in mijn ogen erger is. Misselijkmakend. Het is het gedrag van een lafaard. Neem bijvoorbeeld de man die vanochtend langskwam. We hebben geen seks gehad. We hebben nooit seks gehad. Maar terwijl we resoluut zonder seks te hebben naast elkaar in bed lagen vertelde hij me dat zijn vrouw wel eens wat schreef en dat hij het maar niets vond. ‘Beslist niet goed genoeg om te publiceren, vrees ik,’ zei hij. Hij zei veel andere dingen tijdens ons schijnbaar kuise rendez-vous, bezielde bekentenissen die ik eeuwig dacht te koesteren, maar in feite verloren ze al snel hun prikkeling. Nee, het zijn niet die woorden die me zijn bijgebleven, maar de manier waarop hij zo geringschattend over de gedichten van zijn vrouw sprak. Het was tamelijk weerzinwekkend. Het achteloze gemak waarmee hij het zei, gekoppeld aan het ontbreken van enige reden om het überhaupt te zeggen, was echt tamelijk weerzinwekkend. De band tussen Xavier en mij, die sterk gebaseerd was op eerdergenoemde vingerwijzing dat ik bij hem zou zijn tijdens zijn laatste dagen en uren, werd ongetwijfeld versterkt toen het tot me doordrong dat ik naar alle waarschijnlijkheid zijn laatste liefde zal zijn. Van tijd tot tijd moet ik toegeven dat ik die rol misschien niet echt als een last heb ervaren, maar wel als een zware verantwoordelijkheid. Laatste liefde. Wat me uiteindelijk duidelijk werd over deze dwingendere opgave, is dat het niet veel uitmaakte dat mijn liefde voor Xavier niet meer zo brandend was als ze was geweest – wat hij nu waardeerde, echt heel vurig, waren niet zozeer mijn gevoelens voor hem, als wel zijn gevoelens voor mij – hij waardeerde de kans om liefde te schenken, om een liefhebbende man te zijn, om in staat te zijn zo over zichzelf te denken, helemaal tot aan het einde. Een liefhebbende man, ja, helemaal tot aan het einde. Hoe kon ik hem dat ontzeggen? Wat is er nog meer?

  • Details