De naaister en de wind

De naaister en de wind

 22,50

  • Synopsis

    De naaister en de wind is een heerlijk lachwekkende en grappige roman zoals alleen César Aira die kan schrijven. Een naaister die een trouwjurk aan het naaien is vreest dat haar zoon al rijdend in een vrachtwagen per ongeluk is ontvoerd en naar Patagonië is verdwenen. Volledig in paniek belt ze een lokale taxi om de achtervolging in te zetten. Als haar man hoort wat er is gebeurd, gaat hij achter vrouw en kind aan. 

    Zo racen ze niet alleen naar het einde van de wereld, maar ook naar avonturen vol verlangen. De wilde zuidenwind wordt verliefd op de naaister en een monsterachtig kind neemt het op tegen de vrachtwagenchauffeur. De halsbrekende achtervolging wordt afgewisseld met Aira’s meeslepende overpeinzingen en herinneringen aan zijn jeugd in zijn geboorteplaats, de arbeidersstad Coronel Pringles.

  • Recensies

    ‘Het oeuvre van de Argentijn César Aira is met dat van niemand te vergelijken. Zijn nieuwste boek is meteen ook zijn beste. Is het het tamelijk absurde verslag van een kolderieke zoektocht – of ook een scherpe aanklacht tegen het recente verleden van zijn land?’ Maarten Steenmeijer in de Volkskrant

    ‘Ik werd al snel verleid door De naaister en de wind, dat zich afspeelt in Coronel Pringles, Argentinië, de geboorteplaats van Aira. Het wekt geen verbazing dat hij afkomstig is uit een plaats die Pringles heet, waar grappige muziek klinkt en er nooit iets gebeurt, behalve alles.’
    Patti Smith, The New York Times

    ‘Surrealistisch en intrigerend.’ The Guardian

    ‘Briljant, logisch gestoord.’ Times Literary Supplement

    ‘Betoverend en verbijsterend.’ Financial Times

  • Fragment

    De laatste weken, nog voor ik naar Parijs vertrok, zocht ik naar een onderwerp voor het volgende boek dat ik wil schrijven: een avonturenroman vol wonderlijke gebeurtenissen en verzinsels. Tot op heden heb ik echter nog niets kunnen bedenken, behalve de titel, die jaren geleden al in me opkwam en waar ik me met de verbetenheid van de leegte aan vastklamp: De naaister en de wind. De heldin moet een naaister zijn, in de tijd dat er nog naaisters waren, en de wind haar tegenstrever, zij honkvast, hij reislustig, of net omgekeerd: de kunst steeds op reis, de woeligheid paalvast. Zij de avonturierster, hij de draad die de avonturen verbindt… Het zou van alles kunnen zijn, of eigenlijk zou het dat móéten zijn, een willekeurige fantasie, of allerlei fantasieën die elkaars vorm aannemen… Ik wil me voor één keer alle vrijheden kunnen veroorloven, zelfs de meest onwaarschijnlijke… Hoewel het hoogstonwaarschijnlijk is, daar moet ik eerlijk in zijn, dat deze opzet ook echt zal werken. Je wordt namelijk pas meegevoerd door een vlaag van verbeelding als je je ervoor openstelt, of liever nog, als je je openstelt voor het tegenovergestelde. En dan is er altijd nog de volgende kwestie: hoe vind ik een goed onderwerp?

    Nou goed, vannacht, deze ochtend, heel vroeg, nog half slapend, of in elk geval slaperiger dan ik dacht, kwam er opeens iets in me op, iets ingewikkelds, iets origineels, rijk aan mogelijkheden. Niet meteen het hele verhaal, alleen het begin, maar dat was net wat ik nodig had, waar ik op gehoopt had. Het personage was een man, wat geen enkel bezwaar vormde, aangezien ik van hem de echtgenoot van de naaister kon maken… Hoe het ook zij, toen ik eenmaal klaarwakker was, was ik het alweer vergeten. Ik herinnerde me alleen dat ik een idee had gehad, een verdraaid goed idee, en dat dat me nu ontschoten was. In dat soort gevallen heeft het geen zin je hersenen af te pijnigen, weet ik uit ervaring, want er komt niets meer terug, misschien omdat er niets is, er nooit iets was, behalve de op helemaal niets gebaseerde indruk dat er wel iets was… Maar toch blijkt dat niet alles weggevaagd is, er resteert nog iets heel vaags met hopelijk een puntje waar ik aan zou kunnen trekken en trekken… hoewel ik dan, om door te gaan met dat beeld, trekkend aan dat uitsteeksel, uiteindelijk het hele borduurwerk zou uithalen en tussen mijn vingers nog slechts een betekenisloze witte draad zou vasthouden. Het gaat over… Eens kijken of ik het in een paar zinnen kan vatten: een man heeft een heel duidelijk en gedetailleerd beeld van de drie of vier dingen die in de nabije toekomst vlak na elkaar zullen gebeuren. Dingen die niet hem zullen overkomen, maar drie of vier buurtgenoten, ergens ver buiten de stad. Hij komt terecht in een jachtige tocht om gebruik te kunnen maken van de informatie waarover hij beschikt: die snelheid is een noodzakelijk element omdat, wil de kunstgreep werken, men op tijd moet arriveren op het punt waar de gebeurtenissen bij elkaar komen… Als een biljartbal die heen en weer ketst over de pampa spoedt hij zich van het ene huis naar het andere… Tot zover ben ik gekomen. Meer zie ik niet. Wat ik eigenlijk nog het minst zie is de romaneske waarde van dit alles. Ik ben er zeker van dat in mijn droom heel deze onzinnige warboel deel uitmaakte van een bewonderenswaardig precies mechanisme, maar ik weet alleen niet meer wat dat behelsde. De sleutel ervan is vervaagd. Of is dat wat ik met mijn weloverwogen werk moet bijdragen? Als dat zo is dan heeft die droom geen enkel nut gehad en sta ík met nog net zulke lege handen als daarvoor, of met nog legere handen. Maar ik wil niet opgeven en in dat verzet, zo bedenk ik, schuilt nog iets anders wat ik zou kunnen redden uit de restanten van de vergetelheid, namelijk juist de vergetelheid zelf. Je meester maken van de vergetelheid is weinig meer dan een gebaar, maar het zou een gebaar zijn in overeenstemming met mijn theorie over literatuur, of in elk geval met mijn dedain voor het geheugen als gereedschap van een schrijver. Vergetelheid is zoveel rijker, vrijer, krachtiger… En in de kern van dit onirische idee moet daarvan nog iets te vinden zijn, want die opeenvolgende voorspellingen, zo verdacht, ontdaan van inhoud als ze zijn, lijken allemaal terecht te komen op een punt van ontbinding, van vergetelheid, van pure werkelijkheid. Een meervoudige, onpersoonlijke vergetelheid. Tussen haakjes: de vergetelheid die dromen wegvaagt is een heel bijzonder soort vergetelheid en uiterst geschikt voor waar ik op uit ben, want ze is gebaseerd op de twijfel over het werkelijke bestaan van wat we ons eigenlijk zouden moeten herinneren; ik neem aan dat we in de meeste gevallen, misschien wel in alle gevallen, alleen maar denken iets te zijn vergeten, terwijl dat in werkelijkheid helemaal niet zo is. We zijn niets vergeten. Het is louter een gewaarwording.

    Vergetelheid wordt pure gewaarwording. Ze laat het voorwerp vallen als bij een verdwijning. Dat is heel ons leven, dat voorwerp uit het verleden, dat dan valt en terechtkomt in de maalstromen met de antizwaartekracht van het avontuur.

    In mijn leven is er maar van weinig avontuur sprake geweest. Of eigenlijk was avontuur totaal afwezig. Ik herinner me er althans niets van. En ik geloof niet dat het toeval is, net zoals wanneer je, als je er even bij stilstaat, tot je verrassing realiseert dat je het hele jaar nog niet één dwerg bent tegengekomen. Mijn leven moet het stempel van die afwezigheid dragen, wat betreurenswaardig is, aangezien avonturen een goede inspiratiebron zouden kunnen zijn. Maar ik heb het er zelf naar gemaakt, en in de toekomst zal ik dat, bewust, blijven doen. Een paar dagen geleden, voor mijn vertrek, dacht ik erover na en besloot ik nooit meer een reis te ondernemen. Ik zal het avontuur niet opzoeken. In feite heb ik nooit echt gereisd. Net zoals bij mijn vorige reis (toen ik Het verdriet schreef) kan het zomaar zijn dat ook deze reis weer op niets uitloopt, niet meer is dan een kronkel van de verbeelding. Als ik nu, zoals ik me had voorgenomen, in Parijse cafés De naaister en de wind schrijf dan doe ik dat om het proces te versnellen. Welk proces? Een proces zonder naam, vorm en inhoud. En dat ook nergens heen leidt. Als het me al helpt om te overleven dan zoals een klein enigma, een raadsel, dat zou hebben kunnen doen. Ik geloof dat er altijd dat dolende, intrigerende punt moet zijn om ervoor te zorgen dat een proces kan blijven voortduren in de tijd. Maar aan het einde zal er niets ontdekt worden, net zomin als aan het begin trouwens, het besluit ligt al bij voorbaat vast: ik zal nooit meer een reis maken. Opeens zit ik in een Parijs café te schrijven om woorden te geven aan anachronistische beslissingen die (in een café in Flores, de wijk waar ik woon) puur uit angst voor het avontuur genomen zijn. Je kunt geloven dat je naast je gewone leven nog een ander leven hebt en het is logisch om te denken dat dat leven ergens op je wacht. Maar je zou slechts een enkele keer de proef op de som hoeven te nemen om erachter te komen dat dat niet zo is. Een enkele reis volstaat (ik maakte er twee). Er is slechts één leven, en dat speelt zich af op zijn geëigende plek. En toch moet er iets gebeurd zijn. Als ik heb geschreven dan was dat om een zone van vergetelheid tussen mijn leven en mijzelf te scheppen. En dat is gelukt. Als er zich een herinnering aandient dan sleept die niets met zich mee, afgezien van een combinatie van zichzelf en de negatieve restanten. En de draaikolk. En ik. Op een bepaalde manier moeten de Naaister en de Wind ermee te maken hebben, zij zijn het geschiktst, het enige geschikte zou ik bijna durven te zeggen, voor dit vreemde rendez-vous. Ik zou willen dat ze pure fantasie van mijn ziel waren, nu mijn ziel eenmaal buiten mezelf is geplaatst. Maar dat zijn ze niet helemaal, en dat zouden ze ook niet kunnen zijn, aangezien ze worden aangevreten door de werkelijkheid, oftewel het verleden. Ik werp zo groot mogelijke barricades op tegen de invasie in het besef dat het een verloren strijd is. Ik heb geen avontuurlijk leven geleid om mezelf niet te belasten met herinneringen. ‘… misschien is het puur persoonlijk hoor, maar ik ervaar altijd een onbedwingbaar wantrouwen als ik hoor zeggen dat de verbeelding wel voor alles zal zorgen. De verbeelding, dat fantastische vermogen, doet niets anders, als je haar haar eigen gang laat gaan, dan steunen op het geheugen. Het geheugen haalt dingen die je hebt gevoeld, gehoord of gezien naar boven, een beetje zoals bij herkauwers de bal gras terug in hun bek komt. Er mag dan op gekauwd zijn, maar het is niet verteerd of getransformeerd.’ (Boulez)

    Het is geen toeval, zei ik al. Daar is een biografische reden voor. Mijn eerste ervaring, de eerste van de gebeurtenissen die sporen nalaten, betrof een verdwijning. Ik moet acht of negen jaar zijn geweest en speelde met mijn vriendje Omar op straat. Op een gegeven moment kwamen we op het idee om in een lege oplegger van een vrachtwagen te klimmen die voor ons huis (we waren buren) geparkeerd stond. De oplegger was een lange rechthoekige ruimte ter grootte van een huiskamer met drie heel hoge houten wanden, zonder de vierde wand, de achterkant. Hij was helemaal leeg en brandschoon. We probeerden elkaar bang te maken, wat vreemd was zo midden op de dag, en ook hadden we geen maskers en vermommingen of wat dan ook; van alle plekken die we hadden kunnen kiezen was die plek wel de meest geometrische en overzichtelijke. Ons spel was puur psychologisch, pure fantasie. Ik weet niet hoe een stel straatkinderen, want dat waren we in feite, op het idee kwam van zoiets subtiels, maar zo zijn kinderen nu eenmaal. En de angst bleek effectiever dan verwacht. Bij de eerste poging was die al buitensporig. Omar begon. Ik ging op de vloer zitten, dicht bij de rand aan de achterkant, en hij ging tegen de wand aan de andere kant staan. Hij zei ‘nu’ en kwam met zware trage stappen en zonder bekken te trekken of gebaren te maken (dat was niet nodig) op me af… De angst die me beving was zo groot dat ik mijn ogen moet hebben dichtgedaan… Toen ik ze weer opende was Omar er niet meer. Ik wilde een stap doen maar kon het niet, verlamd als ik was, met een dichtgesnoerde keel als tijdens een nachtmerrie. Het was alsof een wind me tegelijk van alle kanten belaagde. Ik had het gevoel of ik misvormd, helemaal verdraaid was, met mijn beide oren aan een kant en mijn ogen aan de andere kant, terwijl er een arm uit mijn navel stak en de andere uit mijn rug en mijn linkervoet uit mijn rechterdij… Ik zat gehurkt als een achtdimensionale pad… Ik had de indruk, een indruk die ik maar al te goed kende, wanhopig voort te hollen op de vlucht voor gevaar, voor iets vreselijks… voor het ineengedoken monster dat ik nu zelf was. Ik kon daarmee pas ophouden als ik het veiligste plekje ter wereld had bereikt.

    Opeens, ik weet niet hoe, zat ik thuis in de keuken aan tafel. Mijn moeder stond met haar rug naar me toe voor het aanrecht uit het raam te kijken. Ze was niet ergens mee bezig, maakte niet het eten klaar, haar handen deden niets, wat maar uiterst zelden voorkwam bij de klassieke huisvrouw, die altijd in de weer was, maar haar onbeweeglijkheid zat wel vol ongeduld. Dat wist ik omdat ik via telepathie met haar in verbinding stond. En zij met mij: ze moet mijn aanwezigheid hebben gevoeld, want opeens draaide ze zich om en zag me. Ze slaakte een gil zoals ik die daarna nimmer meer heb gehoord, ze hief haar handen op naar haar gezicht met ogen en een kreun van angst, snikkend bijna, op een manier die ik nog nooit eerder bij haar had meegemaakt, maar waarvan ik wel altijd had geweten dat die binnen haar uitdrukkingsmogelijkheden lag. Het was alsof er iets onvoorstelbaars, iets onmogelijks, was gebeurd.

    Uit de kreten die ze tot me richtte toen ze eenmaal weer in staat was om woorden te articuleren, begreep ik dat Omar aan het begin van de middag was langsgekomen om te zeggen dat ik me verstopt had en ondanks zijn geroep en beloftes dat het spel afgelopen was, omdat hij naar huis moest, niet meer tevoorschijn wilde komen. Dat soort koppigheid hoorde helemaal bij mij, maar naarmate de uren verstreken begon men zich toch zorgen te maken, ook moeder deed mee met de zoektocht en op het laatst sloot zelfs vader zich aan (wat betekende dat de schrik er echt goed in zat) en ze waren nog steeds naar me op zoek, bijgestaan door Omars vader en ik weet niet welke buurtbewoners nog meer. De hele omgeving werd grondig uitgekamd, en al die tijd had zij niets kunnen doen, ze was nog niet aan het eten begonnen, ze had zelfs niet de tegenwoordigheid van geest gehad om het licht aan te doen… Het viel me inderdaad op dat het schemerde, dat het eigenlijk al bijna compleet donker was. Maar ik had daar de hele tijd gezeten! Ik zei dat niet tegen haar, omdat ik zo in de war was dat ik geen woord kon uitbrengen. Ík was het niet, ze vergisten zich… Wie verdwenen was was Omar! Zíjn moeder moest op de hoogte worden gebracht, men moest op zoek gaan naar hém. En dat zou, dacht ik in een vlaag van wanhoop, nu een stuk moeilijker gaan met de invallende duisternis. Ik voelde me schuldig vanwege alle tijd die verloren was gegaan, en voor het eerst besefte ik dat de tijd niet teruggedraaid kon worden.

  • Details
    • Genre Fictie
    • Vertaling Adri Boon
    • Aantal bladzijden 144
    • NUR-code 302
    • Oorspronkelijke titel La costurera y el viento
    • Uitvoering Paperback met flappen
    • Verschijningsdatum 24 april 2025
Uitgeverij Koppernik Boeken César Aira De naaister en de wind