Nietsverhullend portret van een onmogelijke moeder-dochterrelatie

In 2013 werd de moeder van filmmaker Chantal Akerman ziek. Ze vloog terug van New York naar Brussel om voor haar te zorgen, en ondertussen schreef ze: ze schreef over haar jeugd, de ontsnapping van haar moeder uit Auschwitz waar ze niet over sprak, de moeilijkheid om van haar vriendin C. te houden, haar angst voor wat ze zou doen wanneer haar moeder zou overlijden. Tussen deze ontroerende en ontluikende fragmenten over haar leven plaatste ze stills uit haar films. 

Mijn moeder lacht is zowel een samenvatting van de thema’s waar Akerman zich gedurende haar hele leven mee bezighield, als een versie van de eenvoudigste en meest gecompliceerde liefdesrelatie van allemaal: die tussen een moeder en een dochter.

‘Een kunstwerk dat net zo zorgvuldig is gemaakt als een van Akermans films.’ The Guardian

Mijn moeder lacht is zo’n roman: verwaarloosd, verstoord, maar zoveel wenselijker dan de boeken die keurig en goed zijn.’ Liberation

‘Een complexe, mooie elegie voor twee mensen: de moeder van de auteur en de auteur zelf.’
Publisher’s Weekly

‘Er is geen uitweg, niet voor Akerman en niet voor de lezer. Dat maakt het een huiveringwekkend goed boek.’  Het Parool

Ik heb dat allemaal geschreven en nu vind ik het niet leuk meer wat ik heb geschreven. Het was ervoor, voor de gebroken schouder, voor de hartoperatie, voor de longembolie, voordat mijn zus of mijn zwager me belde dat ik afscheid van haar moest nemen (voorgoed). Voordat ze weer definitief thuiskwam in Brussel.
  Voordat ze lachte.
  Voordat ik begreep dat ik misschien alles verkeerd had begrepen.
   Voordat ik begreep dat ik alleen maar een beperkt, onwerkelijk beeld had. En dat ik nergens anders toe in staat was. Niet tot de waarheid en nauwelijks tot mijn eigen waarheid.

Nu leeft mijn moeder en is ze in goeie gezondheid. Dat is wat iedereen zegt en iedereen zegt ook dat ze sterk is en niemand begrijpt hoe ze het overleefd heeft.

Ze heeft overal pijn maar haar haar is weer aangegroeid. Het is een wonder.  
  Ze is weer aangekomen. Ze kan zich bijna redden met haar gebroken schouder. Je moet haar nog wel helpen met aankleden, uitkleden, haar vlees snijden en haar boterham smeren. Ze kan ook niet alleen wandelen en dat is echt jammer. Gelukkig is Clara er, die helemaal achter in het appartement bij haar woont, zo heeft ieder haar privacy. Clara komt uit Mexico. Ze is de zus van Patricia, die bij haar schoonmaakt.
  Met kerst en nieuwjaar vieren ze feest en nodigen ze mijn moeder uit. Mijn moeder zegt dat ze niks heeft met kerst en nieuwjaar maar ze is blij dat ze wordt uitgenodigd en bij de Mexicanen thuis is het heel gezellig en daar is ze dol op. Ze komt met rode wangen en glanzende ogen terug van die feesten.
  Ze lacht vaak tussen haar klachten door. Ze heeft plezier.

Ik luister hoe ze lacht. Ze lacht om niks. Dat niks is veel. Soms lacht ze zelfs ’s ochtends.  
  Ze wordt moe wakker maar ze wordt wel wakker en begint aan de dag.

Ik ben teruggekomen uit New York om een paar dagen bij haar te zijn.  
  En ik weet niet waarom en niet hoe maar ze laat me zijn zoals ik ben.
  Mijn slordigheid lijkt haar niet meer te storen. Ze lijkt het niet meer te zien. Ze accepteert het. Ze accepteert me zoals ik ben. Eerder was dat niet zo maar sinds ze de dood heeft gevoeld en zich eraan heeft ontworsteld is ze veranderd. Ze weet wat belangrijk is en wat niet en ze accepteert me.
  Soms heeft ze het weer over mijn geboorte en over het feit dat ik haar melk niet wou en dat ze haar kind zag wegteren en dat dat vreselijk was. Op een gegeven moment vonden ze ten slotte melk die ik wel wou. Wat zou er anders zijn gebeurd.
  Ze lacht.
  Ik vind het leuk om haar lach te horen.
  Ze slaapt veel, maar ze lacht. Ze heeft plezier. En daarna slaapt ze.

Ze heeft eindelijk haar leeftijd geaccepteerd. Ze weet dat ze midden in haar bed moet gaan liggen om er ’s nachts niet uit te vallen. Ze weet dat ze in de gang naar de wc een lichtje aan moet laten. Ze weet dat er achter in het appartement niet ver bij haar vandaan iemand slaapt voor het geval dat. Dat weet ze allemaal en ze vindt het goed. Ze vindt het leuk. Ze vindt het leuk als Clara verschijnt. Ze vindt het leuk om met haar te praten en te lachen. Ze lijken wel twee vriendinnen die elkaar al eeuwen kennen.
  Mijn zus kwam op dat idee. Ze vond dat mijn moeder niet meer alleen kon wonen en Clara is met haar mee teruggegaan naar België en voorlopig gaat alles goed.
  Ze vindt Mexicanen leuk, dat wil zeggen Clara’s zus en haar zoons als ze haar dag komen zeggen en bij haar komen eten. Ze zijn hartelijk en lachen met haar. En dat doet haar goed. Dat doet haar zo goed dat ze niet meer zonder kan. Ze vindt het trouwens leuk als er mensen bij haar thuis zijn. Zelfs de loodgieter, die met spoed kwam met zijn dochtertje. Ik had de hele nacht gedweild omdat er water bij de buren vandaan kwam en dat stopte niet. Het was echt een heel gedoe en zelfs dat gedoe vond ze eigenlijk leuk ook al vroeg ze zich af waarom het gebeurde en zei ze bij zichzelf dat haar pand oud werd en dat ze hoopte dat ze geen kosten zou krijgen omdat ze van weinig leeft en als ze ook nog reparaties moet betalen, dan weet ze niet wat ze zou doen.

Ze weet dat ze op haar dochters kan rekenen maar daar houdt ze niet van. Ze houdt niet van vragen. Ze wil zich redden met wat ze heeft. Dat wil zeggen niet zoveel. Toch heeft ze in haar leven veel met mijn vader gewerkt maar dat is niet opgegeven. Dus moet ze zich redden met haar uitkering van de Duitsers en haar krijgsgevangenenuitkering. En verder ook met een appartement dat mijn vader voor mij had gekocht zodat ik iets zou hebben.  
   Dat appartement verhuren we dus dat geeft haar iets extra’s maar niet veel omdat het appartement niet geweldig is en ze het heel weinig verhuurt.
  Toen de loodgieter met zijn dochtertje kwam, vond ze dat meisje met haar haar in strengetjes zo leuk dat ze er niet over uit kon. Het zag er zo mooi uit en het meisje was rustig en lief. Mijn moeder gaf haar jus d’orange.
  De loodgieter maakte een vreselijk lawaai met een speciaal apparaat voor het ontstoppen maar alles kwam in orde en ik hoefde niet meer de hele nacht te dweilen.
  De loodgieter zei tegen haar dat het weer zou kunnen gebeuren omdat de leidingen oud waren. Mijn moeder zei we zullen wel zien. Alles op zijn tijd. Ze zei bij zichzelf dat ze er misschien niet meer was als het over tien jaar zou gebeuren en dat mijn zus er dan voor moest zorgen want ik ben niet praktisch ingesteld. Toch had ík de loodgieter gebeld terwijl het Kerstmis was en de loodgieter was gekomen. En ze lachte.

Ze heeft moeite om haar appartement te verlaten. Ze gaat bijna nooit meer naar buiten en toch heeft ze het daar steeds over, over naar buiten gaan, maar het is somber en vochtig weer, het is winter. En ze weet dat vocht funest voor haar is nu ze zo ziek is geweest. Maar zelfs als het wat minder vochtig is en dat gebeurt soms zelfs in Brussel in deze decembermaand, gaat ze niet naar buiten. Alleen op het terras en daar blijft het bij. Ze kijkt naar de verwilderde tuin op de begane grond, ze kijkt naar de kat, ze kijkt naar de hond. Ze ziet de ligstoel die op zijn kop ligt door de wind, die alles in zijn vaart meeneemt. Maar afgezien daarvan is er niemand in de tuin. De kinderen zijn er niet meer. Waarschijnlijk binnen. Zodra het voorjaar wordt zal ze ze weer zien en daar verheugt ze zich op. Ze wacht op het voorjaar en ze weet dat het zal komen en dat ze de vogels langs zal horen vliegen. Dat vindt ze leuk.

Mij lukt het niet. Het lukt me niet om op het voorjaar te wachten. Ik ben in de winter met sombere zware wolken die hier voorgoed lijken te blijven.  
  Ik heb het gevoel dat het het einde is maar het is niet het einde.
  Ik weet niet wat ik ga doen en waar ik ga wonen en of ik nog ergens naartoe zal gaan. Maar ik ga wel naar Parijs naar mijn appartement. Ik heb een appartement. Dat is thuis. Zo noem je dat, thuis.
  Maar ik voel niet dat ik een thuis of een andere plek heb. Ergens waar je je thuis of op een andere plek voelt.
  Soms denk ik ik ga naar een hotel, daar zal het een thuis op een andere plek zijn, daar zal ik kunnen schrijven.
  Ik heb alles wat ik heb geschreven teruggelezen en ik was er ontzettend ontevreden over. Maar wat moet ik, ik heb het wel geschreven. Het is er.
  Ik denk dat ik er misschien minder ontevreden over ben als ik eraan doorwerk. Maar in de maanden dat ik niks deed, dacht ik binnenkort begin ik weer te schrijven, of ik ga verder en dan is het goed.

Mijn moeder slaapt in haar stoel, die elektrisch verstelbaar is zoals in het vliegtuig. Het is een fantastische stoel zoals bij vliegtuigen in de businessclass. Ze is dol op die stoel en slaapt er heel vaak in, zo heeft ze niet het gevoel dat ze in bed blijft.  
  Het bed is vreselijk. Daar kun je beter alleen ’s nachts heen gaan.

Overdag slaapt ze in haar stoel in de eetkamer en dan heeft ze nog het gevoel dat ze leeft. De bel gaat, ze hoort het eens een keer, ze hoort het niet altijd, ze gaat glimlachend opendoen. Ze is heel blij dat ze het heeft gehoord en ze is heel blij dat er iemand komt. Het is trouwens Andrée en ze is dol op Andrée. Het is een lange blonde vrouw die dol is op praten. Mijn moeder is ook dol op praten dus alles gaat goed tussen hen.

 

Het is vrijdag en ze gaat vis eten en daar verheugt ze zich op.  
  Ja, sliptong. Sliptong is kleine tong. Ze houdt van sliptong. Ik ook, maar ik verheug me er niet op en ik vraag me af waarom niet.

Zij verheugt zich, ze verheugt zich zo dat ik me uiteindelijk ook ga verheugen.  
  Ze zegt dat het vlees van sliptong veel verfijnder is dan dat van tong.

Andrée komt haar vrijdags helpen en donderdags verheugt ze zich er al op. Ze denkt aan de sliptong en ze denkt aan Andrée, zo netjes opgevoed.
  Ze houdt van Andrée, ze houdt van de manier waarop Andrée de sliptong voor haar maakt met een saus van boter en peterselie.

Ze weet alles van Andrée, ze weet dat ze twee netjes opgevoede zoons heeft zoals ze zegt, de ene gaat zelfs advocaat worden. Ze weet dat Andrées man commissaris bij de gerechtelijke politie is en dat hij nooit zijn wapens mee naar huis neemt. Hij wil niet dat zijn twee zoons gewend raken aan wapens. Hij wil niet dat zijn twee zoons bij de politie gaan, hij heeft er te veel meegemaakt. Mijn moeder begrijpt dat.
  Ze begrijpt trouwens alles of bijna alles. En Andrées leven interesseert haar. Ja, het leven van de mensen die ze ontmoet interesseert haar en zodra ze haar iets vertellen wat nauwelijks grappig is lacht ze.
  Ze lacht met Samira, met Maria, met Sonia, ze lacht met allemaal.
  Al die vrouwen worden thuishulp genoemd.
  En mijn moeder, die vrijwel niks meer alleen kan en zeker niet zich wassen en zich aankleden en een heleboel andere dingen, heeft dagelijks recht op thuishulp. Ze doen de boodschappen en maken de lunch en wassen haar.
  Ze stapt voorzichtig in bad en verheugt zich. Ze houdt zich vast aan een stalen stang en de thuishulp controleert of het water de goeie temperatuur heeft en doucht mijn moeder dan voorzichtig en mijn moeder is tevreden, ze voelt zich beter.

Het hindert haar absoluut niet om naakt te zijn bij wie dan ook van de thuishulp. Gelukkig heeft mijn moeder dat soort hinder niet en hindert het haar niet dat ze haar naakt zien. Ze heeft er trouwens wel aan moeten wennen. Dat was niet het geval bij mijn vader, die heel kuis was, maar ook hij moest eraan wennen toen hij heel ziek werd. Mijn moeder is een moderne vrouw en naaktheid hindert haar niet. Ik zeg niet dat ze geen enkele gêne heeft. Maar precies wat nodig is, meer niet. Dus zoiets, en met name naaktheid, is niet iets wat haar hindert. Ik zou niet zeggen integendeel maar soms vraag ik het me af. Zelf ben ik een mengeling van mijn vader en mijn moeder, dus ik voel gêne en dan opeens helemaal niet meer.

Op een keer kwam er geen thuishulp omdat het Kerstmis was. Dus moest ik haar zelf wassen.
  Dat hinderde haar ook niet om naakt te zijn bij mij. Maar mij wel. Zij vond het leuk dat ik haar waste. Ik niet.
  Ik deed het, en dat is alles. Ik zei niet tegen haar dat het me hinderde en ik dacht het zou me niet moeten hinderen. En trouwens, hinderde het me zo erg. Eigenlijk niet. Een beetje maar.

Als de thuishulp er is, dat wil zeggen alle dagen behalve met Kerstmis, zeept ze haar van top tot teen in, voorzichtig om haar geen pijn te doen en de geur van de zeep verheugt haar. Ze snuift en zegt dat ruikt lekker. Dan droogt de thuishulp, de ene of de andere, haar voorzichtig af en helpt haar met aankleden in haar slaapkamer. Alleen de bovenkant. Ze moeten haar trui over haar hoofd trekken en dan haar arm met de gebroken schouder in een mouw steken, de tweede mouw lukt haar zelf of bijna, ze helpen haar evengoed. Voor de rest lukt het haar zelf en ze is tevreden dat het haar zelf lukt.

Daarna probeert ze haar linkerarm met haar rechterarm op te tillen zoals de fysiotherapeut haar heeft laten zien. Dat doet ze een aantal keer. Ze vraagt zich af of ze haar linkerarm dit keer hoger heeft kunnen optrekken dan de vorige keer, ze laat het me zien, vraagt me of het wel of niet zo is en ik zeg, ik geloof van wel. Maar ik weet het niet.
  Ze heeft hoop, ze denkt dat ze het op een gegeven moment zal kunnen, dat ze vooruit zal gaan, in elk geval een beetje, genoeg om haar boterham te snijden, genoeg om zich in haar eentje aan te kleden en uit te kleden.
  Ze denkt dat ze op haar vijfentachtigste nog vooruit kan gaan, ze denkt het echt en probeert het. En de fysiotherapeut geeft haar telkens een compliment. En hij zegt het gaat beter. Of hij dat vindt weet ik niet maar hij zegt het wel. Hij zegt ook dat mijn moeder een heel mooie rug heeft en mijn moeder lacht en verheugt zich. Hij weet welke complimenten plezier doen. En hij heeft al snel alles van mijn moeder begrepen. Ze is trouwens heel lenig en dankzij de oefeningen is het haar gelukt haar benen gespierd te maken.
  Ze doet haar best om de oefeningen te doen en de fysio geeft haar complimenten.
  Als ik erbij ben zegt hij, moet je nou eens zien, moet je die benen en haar rug eens zien.
  Hij zegt ze is zo lenig ze lijkt wel een jonge vrouw. Er zijn zelfs oefeningen die hij zelf niet meer kan omdat hij stijf is, toch is hij nog maar vijftig.
  Hij zegt lenigheid daar word je mee geboren en als je niet zo geboren wordt moet je heel veel oefeningen doen om zo lenig te worden en zodra je daarmee stopt verdwijnt het weer.
  Hij laat mijn moeder zien hoe stijf hij is en zegt dat mijn moeder geluk heeft, zij is altijd lenig geweest, dat houdt haar op de been en mij ook.
  En mijn moeder lacht en na het bezoek van de fysio blijft ze maar herhalen wat de fysio tegen haar heeft gezegd en is ze heel tevreden. Ze zegt ik ben altijd lenig geweest en jij ook. Ik heb mijn lenigheid op jou overgedragen. Dat tenminste wel.

Wat Clara, die uit Mexico komt, onder andere graag doet is koken en als er een paar mensen bij mijn moeder zijn is ze blij en maakt ze gerechten die een beetje ingewikkeld zijn. Iedereen geeft haar complimenten en iedereen vindt dat mijn moeder geluk heeft dat ze Clara heeft en dat is waar.
  Helaas heeft ze soms, vooral als ik er ben, lange migraineaanvallen die vier dagen kunnen duren.   Gelukkig ben ik er dan om mijn moeder te helpen met aankleden, uitkleden en haar vlees snijden.
  Ik geloof dat Clara het moment dat ik er ben uitkiest om lange migraines te hebben. Ze weet dat ik zal doen wat er te doen is. Dan komen de migraines.
  Mijn moeder maakt zich zorgen. Soms klopt ze op Clara’s deur. Ze ziet Clara in bed met haar rug naar haar toe. Ze kan haar gezicht niet zien dus doet ze zachtjes de deur weer dicht en zegt we moeten haar met rust laten.
  Mijn moeder heeft respect voor Clara en haar privacy. Ze wil de hele tijd gaan kijken maar ze houdt zich in.
  Ik zeg als ze zich beter voelt staat ze wel op, maak je geen zorgen. Ze weet dat we alles hebben gedaan voor die migraines. Mijn neefje, in Mexico, is met haar bij de beste specialist geweest. Hij heeft haar medicijnen gegeven, maar die helpen niet echt. Mijn moeder denkt dan aan mijn neefje en lacht. Lacht van plezier. Ze is dol op mijn neefje.

Een vrouw kreunt in haar bed. Zacht, herhaald gekreun.
  Zegt dan o ik weet het niet, ik weet het niet. Weet ze dat ze het hardop zegt. Ze is doof. Ze gelooft waarschijnlijk dat ze het alleen maar denkt. Ze zegt hardop wat ze denkt zonder te weten dat ze zegt wat ze denkt.
  Dus wij haar dochters weten wat ze denkt.
  Ze is doof maar niet volledig. Er zijn dingen die ze hoort zoals de bel en soms zelfs de telefoon maar ze houdt niet meer van de telefoon want ze is alleen maar aan het raden wat ze tegen haar zeggen. Dus heeft mijn zus haar een computer gegeven zo kan ze Skype gebruiken en als ze de mond ziet van degene die praat verstaat ze het beter. En bovendien vindt ze het leuk om ons te zien, dat brengt ons dichterbij. Ze is heel kwaad geweest over computers want ze voelde dat ze uit een andere wereld kwam en dat de nieuwe wereld haar buitensloot, maar met Skype lukt het haar.
  Dus brengt ze veel uren achter de computer door voor het geval dat ik of mijn zus online is en als we niet online zijn maakt dat haar boos, maar we kunnen niet de hele tijd online blijven. Echt niet.
  In elk geval hoort ze beter met Skype. Omdat ze het ziet. Maar ze hoort zichzelf niet kreunen.
  Toch zegt ze nee als we haar vragen of ze ongerust is.
  Ze zegt dat ze slecht heeft geslapen omdat ze vergeten is haar Lexotan in te nemen, ze heeft tot twee uur ’s ochtends geslapen, werd wakker, realiseerde zich dat ze haar Lexotan niet had ingenomen.
  Heeft er een ingenomen maar daarna heeft ze slecht geslapen.

Ze is nu in de keuken en eet haar cornflakes.

Ze heeft nog maar een paar haren op haar hoofd, terwijl ze zo koket was. Terwijl ze zo knap was. Iedereen zei het. En ik was trots op haar, op mijn moeder, die zo knappe vrouw. En ik hield van haar. 
  Ze komt uit het ziekenhuis. Ze weet wel dat ze er bijna was geweest. Ze weet dat ze oud is maar ze zegt dat ze daar niet in gelooft. Ze wil leven.

Ze weet ook dat ze terug moet naar het ziekenhuis om zich aan haar hart te laten opereren. Ze zegt dat het een heel simpele operatie is. In de tussentijd sleept ze zich voort. Echt vel over been.

Ze wacht op de werkster, Patricia. Ze houdt van haar werkster, ze houdt van haar vrolijkheid, ze houdt ervan als ze haar zoons meeneemt en voor vier kookt, als ze hoort lachen. Daar houdt ze van.
  Ze weet niet zeker of ze goed begrepen heeft of het vandaag was of morgen dat ze kwam want ondanks haar gehoorapparaat is de telefoon een beproeving. Ze hoort iets maar wat dan. Meestal raadt ze. Soms goed soms verkeerd. Dus ze leeft in onduidelijkheid.

Toen ze uit het ziekenhuis kwam zei de cardioloog tegen haar heel rustig aan doen voor de operatie. Ja ze zal heel rustig aan doen. Wat kan ze trouwens anders. Ze sleept zich voort. Ademt met moeite, dat komt door de aorta. De aorta is vernauwd.
  Ze valt om de haverklap in slaap. Wordt weer wakker. Eet een beetje. Bestaat.

Ze staat op, eet, neemt haar bad, het lukt haar sinds een paar dagen om in haar eentje in en uit bad te gaan. 
  Eet. Gaat op de bank liggen. Slaapt. Wordt wakker.

 

Praat een beetje met haar twee dochters, die daar voor haar zijn. Over van alles en nog wat.
  Over niet veel bijzonders.
  Wat valt er nog te zeggen.
  Na de operatie misschien.

 

Een vrouw met uitstel van executie. Die heeft overleefd. Ze weet het, ze heeft overleefd en zal weer overleven. Haar tijd is nog niet gekomen, dat is wat ze zegt.
  Ik weet niet of het is wat ze denkt, want haar gekreun en haar ik-weet-het-niet waarvan ze niet weet dat ze het hardop zegt zeggen dat niet.

Voordat ze het ziekenhuis in ging en er weer uit kwam om zich op haar operatie voor te bereiden en opnieuw naar het ziekenhuis te gaan, was ik daar.
  Ze was heel ziek en ik was bang, bang dat ze in haar stoel tegenover mij zou stoppen met ademen.
  Ze was in slaap gevallen en je voelde de inspanning die haar hart deed om nog te kloppen terwijl ik naar haar keek, ademen mama, laat me niet alleen, ademen.

Laat me niet alleen, nog niet. Ik ben er niet klaar voor en misschien zal ik er nooit klaar voor zijn.

Haar ademhaling werd zo moeizaam dat we haar naar de eerste hulp moesten brengen. Daar, in het ziekenhuis, zorgden ze voor haar zodat ze het tot de operatie volhield.
  Over de operatie zeggen ze steeds opnieuw dat het niks zal zijn. Maar zullen haar vel-over-been, haar paar haren, haar uitgebluste ogen het aankunnen. We zullen zien.
  Ik zeg altijd we zullen zien. Ik zeg we zullen zien terwijl ik altijd denk dat er een hele hoop dingen kunnen gebeuren. Nu zijn er maar twee dingen, het leven of niet.
  En als het leven weer begint, dan begint zij weer.

Chantal Akerman
Mijn moeder lacht
Memoir
Oorspronkelijke titel Ma mère rit
Vertaling Martine Woudt
Paperback met flappen, geïllustreerd, 216 blz.
€ 23,50
ISBN 978 90 833 4719 6
NUR 302
4 maart 2024

Uitgeverij Koppernik

Meld u aan voor onze nieuwsbrief en ontvang bericht bij nieuwe boeken.

Dank voor uw aanmelding.