De illusie van vakantiegeluk haarfijn ontleed

Terwijl op het strand zijn ‘vrienden’ in de zinderende hitte feesten en drinken en wanhopig op zoek zijn naar liefde doolt de zeventienjarige Léonard alleen en verdwaasd door de laatste uren van zijn zomervakantie op een Franse camping. De afgelopen avond staat hem nog haarscherp voor de geest. Hij heeft een leeftijdgenoot zien sterven zonder hem te hulp te schieten: is hij verantwoordelijk voor zijn dood? Tegelijkertijd brengt de aantrekkelijke, iets oudere Luce hem in verwarring; samen raken ze verstrikt in een spelletje van aantrekken en afstoten. 

Hitte is het ragfijne portret van een onzekere jongen die de illusie van het vakantiegeluk op de camping doorprikt en er desondanks dolgraag deel aan zou hebben.

‘In de dromerige novelle ‘Hitte’ verwoordt Victor Jestin wat het is om 17 te zijn.’ de Volkskrant

Hitte is meesterlijk in zijn beschrijving van het menselijk falen, van wachten tot het te laat is.’ De Standaard (****)

‘Een haarscherp en herkenbaar portret van een onzekere tienerjongen die niets liever wil dan erbij horen.’ Feeling

‘Een verzengende pageturner rond een kwetsbare jongen die klem zit in een grotendeels zelf gegraven tunnel.’ Mappalibri

‘Debutant Victor Jestin schreef een meedogenloos broeierige roman.’ De Morgen

‘Debuten zijn zelden perfect maar Hitte doorstaat feilloos elke kritische toets.’ Knack Focus (*****)

‘Een meeslepend verhaal vol boeiende personages in een broeierige omgeving.’ Humo

‘Een wrede en toch vreemd mooie zomerroman.’ Der Spiegel

‘De moderne opvolger van Françoise Sagan.’ Evening Standard

‘Jestin evoceert puberale onrust met grote gevoeligheid en ontroering.’ Times Literary Supplement

‘Victor Jestin slaagt erin ons mee te slepen met zijn buitengewone stijl, zijn stem. Een tour de force.’ Le Figaro

‘In zijn eerste roman geeft Victor Jestin blijk van een verbazingwekkend literair meesterschap. Hij is kort, meedogenloos, zeer succesvol, perfect beheerst.’ Livres Hebdo

 

Oscar is dood omdat ik toekeek toen hij doodging, zonder een vinger uit te steken. Hij is gewurgd door de touwen van een schommel, zoals kinderen in de korte nieuwsberichten. Oscar was geen kind. Op je zeventiende ga je niet per ongeluk op die manier dood. Je knijpt je keel dicht om iets te voelen. Misschien zocht hij een nieuwe vorm van genot. Daarvoor waren we tenslotte allemaal hier, voor het genot. Hoe dan ook, ik stak geen vinger uit. Daar begon het allemaal mee. 

Het was de laatste vrijdag van augustus. Het was al laat, de hele camping sliep. Alleen de jongeren op het strand waren nog op. Ik was daar niet bij, ook al was ik zeventien. Ik probeerde te slapen, maar hun muziek hield me wakker. Die woei samen met het geluid van de golven en hun gelach over het duin. Als de muziek verstomde, hoorde ik mijn ouders rommelen in hun tent. Ik kon niet stilliggen. Onder mijn luchtbed voelde ik steentjes en er plakte zand aan mijn huid. Soms zakte ik even weg, maar dan riep er weer iemand op het strand. Het was een soort wrede, tegen mij gerichte vreugde, een woeste dans rond mijn tent. Ik was aan het eind van mijn Latijn. Nog één dag en de vakantie was voorbij. 

Die avond besloot ik op te staan en een eindje te lopen. Aan deze kant van het duin was het rustig. De tenten en bungalows vervaagden. Alleen de condoomautomaat lichtte op. Daarop stond: bescherm jezelf, maar wat er vooral werd bedoeld was: Doe het! Elke avond waren er jongeren die er een paar kochten, trots en beschaamd. Een condoom kopen was net of je het al een beetje deed. Het ding eindigde vaak als een ballonnetje dat knapte in de lucht, alsof er diep in een hart iets kapotsprong. Ik had het op die camping niet makkelijk. Al twee weken zwierf ik over de paden, zoekend naar zijpaadjes om de tijd te verdrijven. Ik was naar alle feesten geweest. Ik had mijn best gedaan. En elke keer was ik er na een paar glazen tussenuit geknepen, dan deed ik alsof ik nog een drankje ging halen om ongezien langs het strand terug te kunnen lopen. Maar slapen was er niet bij. De muziek ging door. En een drukkend gevoel op mijn borst maakte dat ik tot de ochtend gespannen was.

Op een van mijn zijpaadjes kwam ik die laatste avond bij Oscar uit. Ik liep langs de speeltuin en ontdekte hem op de schommel. Hij was dronken. De touwen zaten rond zijn nek. Eerst vroeg ik me af wat hij daar deed. Eerder die avond had ik hem samen met de anderen op het strand zien dansen. Hij had Luce gekust en ik had bijna overgegeven, ik zag het weer voor me, hun vrijwel naakte lichamen tekenden zich af tegen de donkere lucht. Nu hing hij daar alleen op een schommel en ik realiseerde me dat hij doodging. De touwen wurgden hem langzaam. Hij had dat zelf gedaan en aan zijn gezicht te zien was hij misschien van mening veranderd. Ik bleef roerloos staan. Niets bewoog op dat eenzame veldje. De maan ging schuil achter de hoog oprijzende pijnbomen. Opeens zag Oscar me: zijn ogen hielden de mijne vast en lieten ze niet meer los. Hij opende zijn mond, maar er kwam geen geluid uit. Hij bewoog zijn voeten maar zijn lichaam bewoog niet mee. Zo keken we elkaar aan. De afgelopen dagen had ik soms gewild dat hij verdween, dat klopt, als ik hem zag lachen in zijn blauwe zwembroek. Aan de andere kant van het duin ging de muziek onverstoorbaar door, ik herkende het refrein: Blow a kiss, fire a gun… We need someone to lean on… Het kostte tijd. Sterven door wurging is geen snelle dood. Het duurde en duurde en het moment van zijn dood heb ik gemist. Wel voelde ik me steeds meer alleen. Na een tijdje zakte zijn hoofd voorover, waardoor de touwen een ruk moeten hebben gekregen, want ze zwiepten de andere kant op, draaiden steeds sneller open en lieten hem los. Hij viel als een zoutzak op de zachte grond van het veldje.

Ik had in die zeventien jaar weinig stommiteiten begaan. Wat ik nu deed was moeilijk te begrijpen. Het gebeurde allemaal te snel en het was te heftig. Ik liep naar Oscar en raakte zijn schouder aan, ik schudde hem door elkaar en sloeg hem. Zijn lege blik gleed over me heen toen ik hem omdraaide. Ik wilde nadenken, maar van het strand kwamen stemmen. Een groepje dat terugliep naar de camping. Ze praatten hard, ook zij waren dronken. Ze zouden naar me kunnen luisteren. Ik riep, maar mijn stem was te zwak en kwam niet ver genoeg. Lachend liepen ze door. ‘Koppen dicht!’ schreeuwde een man vanuit zijn tent. Ze verdwenen. Ook de muziek op het strand verstomde. Er kwamen er nog een paar langs, de laatsten. Ik ben een hele tijd blijven staan, in dat speeltuintje, zonder me te verstoppen. Helemaal alleen, met aan mijn voeten Oscar, die dood bleef.

Plotseling bedacht ik dat ik hem had vermoord, en daarna kon ik nergens anders meer aan denken. Het enige wat nog bestond was dat logge lichaam. En toen kwam helder en duidelijk het beeld bij me op van een grote kuil die kinderen die middag in het duin hadden gegraven. Het leek me logisch dat Oscar moest verdwijnen. Ik dacht er verder niet bij na. Misschien voelde ik wel dat wat ik nu deed pas echt stom was, maar ik deed het toch, om tenminste iets te doen. Ik pakte hem bij zijn benen. Hij was niet zo zwaar. Ik trok hem mee. We kwamen langzaam vooruit, eerst over het veldje met de speeltuin, daarna over een grindpad, het gras van een lege kampeerplek, een dunne zandlaag. Bij elk oppervlak veranderde het geluid dat het lichaam maakte. Ik concentreerde me op mijn bewegingen zodat ik nergens aan hoefde te denken en niet hoefde te beseffen wat deze ogenblikken betekenden. Ik sleepte met een lichaam, dat was alles. Voor de duinovergang bleef ik even staan. Het was stil. Oscar was zo stil. De lucht was frisser, bijna aangenaam. Het moest middernacht zijn. Omhoog ging het nog langzamer, we zakten weg in het zand, bleven haken aan de distels. Veel mensen bezeerden zich als ze daar met hun blote voeten in trapten. Eindelijk dook het strand op. Het was verlaten en lag bezaaid met afval, dat ’s ochtends opgeruimd zou moeten worden. Even overwoog ik om Oscar in zee te leggen, zodat de golven hem mee konden nemen. Maar het water was te laag. De zee was ver weg en ik was al bekaf. Dus toch maar de kuil. Ik liet Oscar los, liep het duin af en vond de kuil moeiteloos, vlak bij de strandvlag. Hij was te klein. Ik ging op mijn knieën zitten en maakte hem groter, zodat er een tiener in paste. Ik hield niet van zand dat onder mijn nagels kroop en langs mijn huid schuurde, maar deze keer stortte ik me er domweg op, energiek en met grote armbewegingen. Toen ik tevreden was met het resultaat ging ik Oscar halen. Ik trok hem naar de kuil en duwde hem erin, met zijn benen opzij gebogen. Zijn gezicht was vuil. Het zat onder het stof. Ik maakte het met mijn vingertoppen schoon. Daarna gooide ik er weer zand op, ook op de rest van zijn lichaam. Ik deed er lang over en dacht nergens aan. Ik luisterde naar mijn ademhaling en het geluid van de golven. 

Op het laatst was er in plaats van de kuil alleen nog zand en drukte Oscar, begraven onder dat zand, niet meer zo zwaar op me. Ik vergat hem zelfs een beetje. Ik kwam overeind en keek naar de heldere hemel. Er klonk een muziekje. Ik begreep dat het geluid van beneden kwam. Ik ging weer op mijn knieën zitten en maakte al mijn werk ongedaan. Ik had diep gegraven. Het deuntje begon telkens van voren af aan. Na een tijdje kwam ik bij Oscar – zijn telefoon ging over in zijn zwembroek, het was Luce die belde. Ik zette het apparaatje uit en stopte het in mijn zak. Niemand had het gehoord. Iedereen was ver weg. Ik kwam weer op adem en maakte de kuil opnieuw dicht, even zorgvuldig als de eerste keer. 

Het moest heel laat zijn. Ik was alleen en alles leek zoals het hoorde. Aan weerszijden van het duin, op het strand en op de camping, was het stil onder de sterren. Ik wilde nog iets doen. Op handen en voeten, als een hond, ging ik dezelfde weg terug en wiste mijn sporen uit. Toen ook dat gebeurd was, durfde ik niet terug naar mijn tent. Ik dacht aan mijn ouders, die nu lagen te slapen, aan mijn zusje en mijn broer, die ook sliepen. Alle feesten waren afgelopen. Ik besloot een strandwandeling te maken. Ik liep langs de kust met mijn voeten door het water. Het was eb en het lage tij legde rotsen bloot die ik nog nooit had gezien. Gaandeweg merkte ik hoe stijf mijn lichaam was, afgepeigerd door de inspanning. Ik probeerde na te denken over wat ik had gedaan en iets te voelen. Maar mijn ogen vielen dicht. Ik wankelde door het water. Het begon te schemeren.

Ik liep terug. Onderweg kwam ik een jogger tegen die vroeg was opgestaan en op weg was naar het bos. In mijn tent viel ik met mijn kleren aan in slaap. De laatste dag van mijn vakantie lag voor me, de warmste – de warmste dag zelfs die het land in zeventien jaar had meegemaakt. Ze hadden ons gewaarschuwd. Het was aangekondigd door de aan de pijnbomen bevestigde luidsprekers, waarvan er een vlak boven mijn hoofd hing en me elke ochtend wakker maakte.

Victor Jestin
Hitte
Roman
Oorspronkelijke titel La chaleur
Vertaling Josephine Rijnaarts
Paperback met flappen, 128 blz.
€ 19,90
ISBN 9789083295558
NUR 302
Verschijnt 11 mei 2023

Victor Jestin

César Aira
Uitgeverij Koppernik

Meld u aan voor onze nieuwsbrief en ontvang bericht bij nieuwe boeken.

Dank voor uw aanmelding.