Drie befaamde essays van de Nobelprijswinnaar 

Deze speelse, beschouwende, inzichtelijke en vermakelijke essays vormen een literair drieluik dat de kunst van het essay herdefinieert en de vorm van het korte verhaal uitdaagt.

In het Essay over de geslaagde dag, een dag waar geen recept voor is, verzint Handke een beeld van rust, waarbij hij een zelfportret van Hogarth als uitgangspunt gebruikt om een staat van gelukzalige vrede te beschrijven.

Peter Handke (1942) schreef vele romans, toneelstukken, essay- en dichtbundels en is een van de belangrijkste hedendaagse schrijvers. In 2019 kreeg hij de Nobelprijs voor Literatuur.

‘Een van de origineelste en provocatiefste hedendaagse schrijvers.’ The New York Times Book Review

Een zelfportret van de schilder William Hogarth, in Londen, een ogenblik uit de achttiende eeuw, met een palet, daarop, het in tweeën delend, ongeveer in het midden, een flauw gebogen lijn, de zogenaamde ‘Line of Beauty and Grace’. En een platte, rondgeslepen steen van de oever van het Bodenmeer op de schrijftafel, in het donkere graniet, als diagonaal, met een even zachte als speelse, precies op het juiste moment van het lijnrechte wegbuigende kromming, een kalkwitte ader, die beide helften van de kiezel scheidt en bijeenhoudt. En tijdens die rit in de voorstadstrein tussen de Seine-heuvels ten westen van Parijs, op dat uur van de middag dat frisse lucht en licht van menige ochtendstart in de regel verbruikt zijn, dat niets meer natuurlijk is en alleen nog maar het avond-worden, misschien, uit de dagklem helpt, het plotselinge uitzwenken van de spoorrails tot een wijde boog, vreemd, verbazingwekkend, hoog boven heel de zich onverwacht in de rivierlaagte vrij uitstrekkende stad, met al haar, daar ter hoogte ongeveer van St. Cloud en Suresnes, even absurd als werkelijk oprijzende symbolen, met welke onverwachte curve, weg uit de nauwte, de loop van de dag, in de seconde van de overgang van starogigheid naar oogknipperen, een nieuwe richting kreeg en de bijna al opgegeven idee van de ‘geslaagde dag’ terugkeerde, vergezeld van de bezieling die warm maakt om daarbij een poging te ondernemen tot beschrijving, of opsomming, of vertelling van de elementen en problemen van zo een dag. De ‘Lijn van schoonheid en gratie’ op Hogarths palet lijkt zich regelrecht een weg door de vormeloze verfmassa’s te banen, maakt de indruk ingegroefd te zijn, en tegelijk is het alsof ze een schaduw werpt.

Wie heeft er al eens een geslaagde dag beleefd? Het eerste moment zullen de meeste mensen dat wel van zichzelf zeggen. En het zal dan nodig zijn om door te vragen. Bedoel je ‘geslaagd’ of gewoon ‘mooi’? Heb je het over een ‘geslaagde’ dag of over een – het is waar, even zeldzame – ‘zorgeloze’? Is een dag die zonder problemen is verlopen voor jou al een geslaagde dag? Zie je een verschil tussen een gelukkige dag en de geslaagde? Is het voor jou iets anders om met behulp van de herinnering te praten over die en die geslaagde dag, of nu meteen, onmiddellijk daarna, zonder vervorming door een tussenliggende tijd, op de avond van de dag zelf, waarbij als bijvoeglijk naamwoord dan ook niet een ‘geklaard’ of ‘goed doorgekomen’ kan staan, maar enkel en alleen ‘geslaagd’? Verschilt de geslaagde dag voor jou dus wezenlijk van een onbezorgde dag, van een geluksdag, van een gevulde dag, van een actieve dag, van een doorgekomen dag, van een door de lange tijd die er sindsdien overheen is gegaan in heerlijkheid stralende dag – één enkel ding is dan voldoende en een hele dag zweeft omhoog in glorie – verschillend ook van om het even welke Grote Dag voor de wetenschap, je vaderland, ons volk, de volken der aarde, de mensheid? (Overigens: Kijk – kijk op –, het silhouet van de vogel daar boven in de boom; waarvoor het Griekse werkwoord voor ‘lezen’ in de brieven van Paulus, letterlijk vertaald, een ‘op-kijken’ was, bijna een ‘omhoog-waarnemen’, een ‘omhoog-gewaarworden’, een woord ook zonder expliciet in de gebiedende wijs te staan al als een oproep of een opwekking; en daar passen nog bij die kolibries in de oerwouden van Zuid-Amerika, die wanneer ze de beschutting van hun boom verlaten, om de roofgieren te misleiden, het dwarrelen van een vallend blad nabootsen…) – Ja, de geslaagde dag is voor mij geen dag als alle andere; hij zegt me meer. De geslaagde dag is meer. Hij is meer dan een ‘geslaagde opmerking’, meer dan een ‘geslaagde zet’ bij het schaken (of zelfs een geslaagde partij), meer dan een ‘geslaagde eerste beklimming in de winter’, iets anders dan een ‘geslaagde vlucht’, een ‘geslaagde operatie’, een ‘geslaagde relatie’, om het even welke ‘geslaagde zaak’, is ook onafhankelijk van de geslaagde penseelstreek en heeft niet eens iets te maken met dat ‘na een leven lang wachten in één enkel uur geslaagde gedicht’! De geslaagde dag is onvergelijkelijk. Hij is enig in zijn soort.

Heeft het misschien speciaal iets met onze tijd te maken dat het welslagen van één enkele dag tot thema (of verwijt) kan worden? Bedenk dat voorheen eerder het geloof aan het aangrijpen van ‘het juiste ogenblik’ van kracht was, welk ogenblik dan wel voor ‘heel het grote leven’ kon staan. Geloof? Voorstelling? Idee? In elk geval werd er eens, bij het schapendrijven op de Pindus-hoogten, bij het rondwandelen aan de voet van de Atheense Akropolis dan wel bij het stapelen van akkermuurtjes op de stenige plateaus van Arcadië welhaast zoiets als een god van zo’n geslaagd ogenblik of tijd-atoom gedacht, een god evenwel waarvan er, anders dan gewoonlijk bij de Griekse godheden, geen beeld of geschiedenis bestond: het goddelijke moment zelf bracht zijn eigen, telkens verschillende, beeld voort en vertelde, nu, nu en nu, tegelijkertijd zichzelf, deze ‘kairos’ namelijk, als een geschiedenis, en die god van het ogenblik was, in zijn tijd, misschien wel machtiger dan alle schijnbaar voor alle tijden gevestigde godengestalten – immer tegenwoordig, immer hier, immer werkzaam. Maar van zijn macht beroofd werd ten slotte ook hij – of niet? wie weet? –, jullie god van het ‘Nu!’ (en van de ogen die elkaar zo ontmoetten, en van de hemel die, daarnet nog vormloos, een gestalte aannam, en van de uitgebleekte steen, die zo opeens zijn kleuren tentoonspreidde, en, en), door het eropvolgende geloof – inderdaad nu noch voorstelling, noch idee meer, maar ‘door de liefde werkzaam’ geloof – aan een nieuwe schepping, als vervulling van de ogenblikken en van de tijden, door het op aarde komen, sterven en uit de dood opstaan van de Zoon Gods, en daarmee geloof aan de zogenaamde eeuwigheid; een blijde boodschap waarvan de verkondigers aan de ene kant zelf zeiden dat die niet meer naar de maat der mensen was, en aan de andere kant degenen die eraan geloofden in het vooruitzicht stelden dat voor hen, boven alleen maar de ogenblikken van de filosofie, de aeonen zouden slagen, ofwel die eeuwigheden van de religie. Volgde dan, ontdaan van zowel de god van het ogenblik als van die van de eeuwigheid, hoewel zonder het heilige vuur om deze beide krachteloos te maken, de periode van een derde macht, van een puur zich tot dit tijdelijke beperkende, openlijk wereldse macht, en zij hield het – wat moet ik met jullie kairos-cultus, Hellenen, jullie geluk in de hemel, christenen en moslims – op iets daartussenin, op het welslagen telkens van mijn tijdelijkheid, op de afzonderlijke geslaagde levensspanne. Geloof? Droom? Visioen? Nog het meest, tenminste bij de aanvang van deze periode, denkelijk een visioen: dat van iemand die van alle zin voor welk geloof ook is ontnuchterd; een soort koppige dagdroom. Omdat er niets meer denkbaar is wat boven mij uitgaat, zal ik van mijn leven maken wat ik kan. En zo was de tijd van deze derde macht er in woord en daad een van superlatieven, van herculeswerken, van wereldbewegingen. ‘Was?’ Wil dat zeggen dat haar tijd voorbij is? Nee, de idee van een als geheel geslaagd leven door werkzaamheid is, natuurlijk, verder van kracht en zal altijd vruchtbaar blijven. Alleen lijkt daar intussen nauwelijks meer iets over te zeggen te zijn, de epen en avonturenromans van de pioniers, die zich vastbesloten aan die aanvangsdroom van de levensdaad wijdden, zijn al verteld en vormen ook het model voor bijvoorbeeld de levens die in deze tijd slagen – een variatie telkens op de bekende formule: ‘Een boom planten, een kind verwekken, een boek schrijven’ – en vertelbaar aan de zaak blijken hoogstens nog kleine bijzondere varianten of glossen, terloops, in het voorbijgaan, bijvoorbeeld van een jonge man, net dertig, getrouwd met een vrouw van wie hij zeker wist tot het eind toe te zullen houden, leraar aan een kleine school in de voorstad, waarvoor hij in het maandblad bij gelegenheid ook toneel- en filmtips samenstelde, zonder verder een bepaald plan voor de toekomst te hebben (geen boom, geen boek, geen kind), en die, niet pas nu met zijn voltooide dertigste jaar, maar al op zijn laatste paar verjaardagen, zoals hij tegen zijn kennis, met een feestelijke schittering in zijn ogen, plompverloren zei, de zekerheid had dat zijn leven geslaagd was (nog merkwaardiger het zinnetje in het Franse origineel, ‘j’ai réussi ma vie’ – ‘ik heb mijn leven doen slagen’? ‘Onder de knie gekregen’?). Is bij deze tijdgenoot het tijdperkgebonden visioen van het geslaagde leven nog werkzaam geweest? Of was het alweer een geloof? Het is een hele tijd geleden dat die woorden vielen, maar ik stel me voor, wat er sindsdien ook met de man gebeurd mag zijn, dat er op de bezoekersvraag nu een hoogst vanzelfsprekende herhaling zou volgen. Een geloof dus. Wat voor een? – Wat mag er van dat jonge ‘geslaagde leven’ zijn geworden?

Peter Handke
Essay over de geslaagde dag
Oorspronkelijke titel
Versuch über den geglückten Tag.
Ein Wintertagtraum
Vertaling Hans Hom
Paperback, 72 blz.
€ 10,00
ISBN 9789083212760

Peter Handke

Peter Handke
Uitgeverij Koppernik

Meld u aan voor onze nieuwsbrief en ontvang bericht bij nieuwe boeken.

Dank voor uw aanmelding.